Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2019, AWB - 16 _ 2527
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2019, AWB - 16 _ 2527
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 8 maart 2017
- Datum publicatie
- 2 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2019
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 2527
Inhoudsindicatie
Art. 175, eerste lid, BTW-richtlijn
De rechtbank verwerpt de stelling van belanghebbende – een gemeente – dat de component ‘compensabel’ in het mengpercentage moet worden afgerond op het naastgelegen hogere gehele getal. Nu de vaststelling van een bijdrage uit het BCF niet ziet op de heffing van omzetbelasting en een zuiver nationale aangelegenheid betreft, beroept belanghebbende zich tevergeefs op de rechtstreekse werking van artikel 175, eerste lid, van de BTW-richtlijn. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/2527
uitspraak van 8 maart 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende met dagtekening 1 december
2015 een beschikking als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de Wet op het BTW-compensatiefonds (hierna: Wet BCF) genomen.
De inspecteur heeft de beschikking bij zijn uitspraak op bezwaar van 12 april 2016 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 april 2016, bij de rechtbank
ontvangen op 21 april 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting, bij brief ontvangen bij de rechtbank op
12 januari 2017, nadere stukken als bedoeld in artikel 8:58 van de Awb ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari te Breda. Van het
verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van het proces-verbaal wordt tegelijk met het afschrift van de uitspraak aan partijen verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is een gemeente. Zij verricht met name overheidshandelingen in het kader van de aan haar opgedragen taken. Daarnaast treedt zij voor diverse taken op als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) en als niet-ondernemer anders dan als overheid.
Voor de btw op kosten die niet rechtstreeks toerekenbaar zijn aan één van de in 2.1 genoemde taken – de zogenaamde gemengde kosten – past belanghebbende voor de vaststelling van haar recht op aftrek en/of compensatie van btw via het BTW-compensatiefonds (hierna: BCF) een mengpercentage toe. Op basis van dit mengpercentage wordt de in rekening gebrachte btw verdeeld over de categorieën: aftrekbaar, compensabel en niet-compensabel/niet aftrekbaar.
Op basis van eerdere gesprekken hebben partijen in november 2012 overeenstemming bereikt over de te hanteren mengpercentages over de jaren 2006 tot en met 2011. Belanghebbende heeft deze mengpercentages ook over het onderhavige jaar (2012) toegepast. Dit heeft ertoe geleid dat aan belanghebbende over 2012 een bijdrage uit het BCF is verleend van € 4.268.289.
Op 15 januari 2015 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aangiften omzetbelasting van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en de opgaven BCF van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 27 maart 2015. Het onderzoek was een vervolg op de eerdere gesprekken die zijn gevoerd over de (berekeningswijze van de) mengpercentages (zie 2.3). Tijdens het onderzoek heeft de inspecteur vastgesteld dat het te compenseren bedrag over 2012 moest worden verhoogd met € 8.950 en het mengpercentage als volgt moest worden bepaald:
Aftrekbaar 2,33 %
Compensabel 95,27 %
Niet compensabel/niet aftrekbaar 2,40 %
De hoogte van de component ‘compensabel’ in het mengpercentage – afgerond op twee decimalen – is als zodanig tussen partijen niet in geschil. Wel in geschil is of de component ‘compensabel’ verder naar boven afgerond dient te worden. De inspecteur heeft belanghebbende hierover in zijn brief van
20 mei 2015 onder meer het volgende medegedeeld:
‘Tijdens onze besprekingen heb ik aangegeven dat in oktober 2013 landelijk is afgesproken, in het kader van eenheid van beleid, dat de mengpercentages voor de BCF, BTW verrekenbaar op aangifte en de kostprijsverhogende BTW afgerond moeten worden op
2 cijfers achter de komma.
(…)
De berekende percentages voor de verdeling tussen verrekenbare BTW op aangifte / BCF / kostprijsverhogende BTW worden afgerond overeenkomstig het landelijke standpunt van de Belastingdienst, namelijk op 2 cijfers achter de komma.’
Bij brief van 18 november 2015 heeft de inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat haar op grond van de bevindingen uit het boekenonderzoek over 2012 een aanvullende bijdrage uit het BCF wordt verleend van € 8.950. De totale bijdrage uit het BCF wordt daarbij voor belanghebbende over 2012 vastgesteld op € 4.277.239 (€ 4.268.289 + € 8.950). Bij de in 1.1 vermelde beschikking heeft de inspecteur kennelijk dit bijdragebedrag vastgesteld, resulterend in een aanvullende bijdrage van € 8.950 met daarbij een vergoeding van belastingrente van € 317. Omdat belanghebbende zich niet kon vinden in de wijze van afronding van de component ‘compensabel’ in het mengpercentage is zij daartegen in bezwaar gekomen.
In zijn uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de beschikking gehandhaafd. Hiertegen richt zich het beroep.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het mengpercentage – voor zover het de compensabele btw betreft – moet worden afgerond op het naastgelegen hogere gehele getal.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verhoging van de vastgestelde BCF-bijdrage van € 4.277.239 met € 2.293. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.