Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2336, BRE - 16 _ 3333
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2336, BRE - 16 _ 3333
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 april 2017
- Datum publicatie
- 3 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2336
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 3333
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat moet worden afgeweken van de hoofdregel dat betalingen door een ondernemer aan een andere ondernemer een tegenwaarde zijn voor een prestatie. Naheffingsaanslag terecht opgelegd.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/3333
uitspraak van 13 april 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting en een vergrijpboete opgelegd en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht ( [aanslagnummer] .F.01.3501).
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 april 2016 de naheffingsaanslag en de boete- en belastingrentebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 mei 2016, ontvangen bij de rechtbank op 20 mei 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2017 te Breda.
Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
De activiteiten van belanghebbende bestaan onder meer uit het vervaardigen, exploiteren en ontwikkelen van onroerende zaken. Belanghebbende heeft als ontwikkelaar recreatiewoningen te Renesse gerealiseerd in het kader van [het project] (hierna: het project). Hiertoe heeft belanghebbende op 7 december 2012 een raamovereenkomst gesloten met [de aannemer] (hierna: de aannemer) voor de bouw van de recreatiewoningen. In deze raamovereenkomst is opgenomen dat de aannemer de exclusieve verantwoordelijkheid heeft richting de kopers van een recreatiewoning. Belanghebbende is gevrijwaard van aansprakelijkheid voor de bouw.
Iedere koper van een recreatiewoning sluit twee overeenkomsten, één met belanghebbende voor de koop van het appartementsrecht en één met de aannemer voor de bouw van de recreatiewoning (hierna: de bouwovereenkomst).
Met betrekking tot de betalingen (geldstromen) hebben de aannemer en belanghebbende op 8 maart 2013 een escrow-overeenkomst gesloten. De kopers verrichten hun betalingen aan de escrow-agent. In een tussen belanghebbende en de aannemer gesloten convenant en de daarbij behorende termijnstaat hebben zij beschreven hoe de door de kopers betaalde bedragen door de escrow-agent worden verdeeld over belanghebbende en de aannemer. Een voorbeeld van de verdeling is die met betrekking tot [x] . De aan de koper door de aannemer in rekening gebrachte aanneemsom bedraagt exclusief btw € 130.625. Van dit bedrag heeft de aannemer via de escrow-agent € 81.500 ontvangen. Belanghebbende heeft € 49.125 ontvangen.
Van het project zijn drie recreatiewoningen door belanghebbende buiten de aannemer om gerealiseerd. Met betrekking tot de overige recreatiewoningen heeft belanghebbende in totaal € 972.618 in verband met de bouw ontvangen via de escrow-agent. Voor dit bedrag heeft belanghebbende intern facturen opgesteld. Op deze facturen is de zinsnede “BTW verlegd” opgenomen.
Op 31 maart 2014 heeft belanghebbende een suppletieaangifte omzetbelasting ingediend. In deze suppletieaangifte heeft zij € 1.120.552 als leveringen/diensten belast met 0% of niet bij u belast (rubriek 1e) aangegeven. Onderdeel van dit bedrag was het in 2.4 vermelde bedrag van € 972.618. Naar aanleiding van de suppletieaangifte heeft de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd. Op 18 augustus 2015 heeft hij het controlerapport en de mededeling volgens artikel 67g van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende verstuurd.
Met dagtekening 29 oktober 2015 heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag en de boetebeschikking opgelegd alsmede belastingrente in rekening gebracht voor de volgende bedragen:
Omzetbelasting |
€ 204.250 |
Vergrijpboete |
€ 20.000 |
Belastingrente |
€ 14.740 |
Totaal |
€ 238.990 |
De inspecteur is van mening dat het in 2.4 vermelde bedrag van € 972.618 geen winst is, maar een vergoeding voor prestaties. Hij heeft dit bedrag belast met 21% omzetbelasting (€ 204.250).
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en tegen de boetebeschikking bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft deze bezwaren op 8 april 2016 afgewezen.
Met dagtekening 26 augustus 2016 heeft de inspecteur de vergrijpboete ambtshalve verminderd tot € 2.000.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het bedrag van € 972.618 een vergoeding voor een belastbare prestatie is en daarmee belast is met omzetbelasting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. Ter zitting heeft de inspecteur in verband met het vermelde onder 2.8 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep voor zover het ziet op de boete, vernietiging van de uitspraak op bezwaar tegen de boete, vermindering van de boetebeschikking tot € 2.000 en ongegrondverklaring van het beroep voor het overige.