Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2621, AWB - 15 _ 4795
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2621, AWB - 15 _ 4795
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 april 2017
- Datum publicatie
- 3 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2621
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 4795
- Relevante informatie
- Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 36
Inhoudsindicatie
Bestuurdersaansprakelijkheid, artikel 36 van de Invorderingswet
Belanghebbende was in de onderhavige periode bestuurder van X. Anders dan belanghebbende meent, zijn de belastingschulden waarop de onderhavige aansprakelijkstelling ziet nooit tenietgegaan nu – inmiddels – is komen vast te staan dat de door X gedane betaling een gerichte betaling van een andere belastingschuld betrof. Aansprakelijkstelling terecht. Geen schending van het motiveringsbeginsel.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/4795
uitspraak van 6 april 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 13 februari 2015
aansprakelijk gesteld op grond van artikel 36 van de Invorderingswet (IW) en artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Belanghebbende heeft daartegen tijdig bezwaar gemaakt. De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juni 2015 de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 14 juli 2015, ontvangen bij de
rechtbank eveneens op 14 juli 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017 te Breda. Ter
zitting is gelijktijdig met deze zaak het beroep met zaaknummer BRE 15/4790 ( [persoon A] ) behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van het proces-verbaal wordt tegelijk met het afschrift van de uitspraak aan partijen verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [X] Deze vennootschap hield van 27 december 2000 tot 22 december 2008 50% van de aandelen in [A BV] , welk belang op 22 december 2008 is uitgebreid tot 100%. [A BV] was enig aandeelhouder en bestuurder van [B BV] welke vennootschap tot 31 maart 2009 stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder de naam [C BV] [B BV] (hierna: [B BV] ) was actief op het gebied van het aannemen en uitvoeren van burgerlijke- en utiliteitsbouwwerken alsmede onderhoud, timmer-, beton-, en reparatiewerken. [B BV] is op 1 oktober 2009 failliet verklaard.
[B BV] deed aangiften loonheffingen per tijdvak van 4 weken, welke tijdvakken worden aangeduid als periode 1 tot en met 13.
Op 10 juni 2009 heeft [B BV] aangifte loonheffingen gedaan over periode 5 van 2009 naar een bedrag van € 120.430. [B BV] heeft vervolgens op 10 juli 2009 een verbeterde aangifte loonheffingen over periode 5 van 2009 ingediend naar een bedrag van € 121.071, wat neerkomt op een aanvulling ten opzichte van de eerder ingediende aangifte over dat tijdvak van € 641.
Omdat betaling van de in 2.2.2 genoemde loonheffing uitbleef, heeft de inspecteur over periode 5 van 2009 aan [B BV] de volgende naheffingsaanslagen opgelegd:
met dagtekening 17 juli 2009 een naheffingsaanslag loonheffingen tot een bedrag van € 122.836 bestaande uit de onbetaald gebleven loonheffingen van € 120.430 vermeerderd met een verzuimboete van € 2.406 (aanslagnummer A.01.19750;
met dagtekening 4 augustus 2009 een naheffingsaanslag loonheffingen tot een bedrag van € 641 bestaande uit de onbetaald gebleven loonheffingen aanslagnummer A.01.19751).
Op 31 juli 2009 heeft [B BV] € 121.070 overgemaakt op de bankrekening van de ontvanger met een niet-bestaand betalingskenmerk. Naar aanleiding van deze betaling is met dagtekening 3 september 2009 aan [B BV] een naheffingsaanslag loonheffingen over periode 7 van 2009 opgelegd van € 121.070 (aanslagnummer A.01.19770). De ontvanger heeft de betaling van 31 juli 2009 vervolgens op deze naheffingsaanslag afgeboekt.
[B BV] heeft op 27 augustus 2009 een aangifte loonheffingen over periode 7 van 2009 ingediend naar een af te dragen bedrag van € 62.714. In verband hiermee is de in 2.2.4 genoemde naheffingsaanslag op 21 september 2009 verminderd van € 121.070 tot € 62.714. Dit resulteerde in een teruggaaf van € 58.361 (inclusief heffingsrente). Dit bedrag is als volgt verrekend met de volgende naheffingsaanslagen:
vermindering van de naheffingsaanslag met nummer A.01.7820 met € 46.694;
vermindering van de naheffingsaanslag met nummer A.01.5500 met € 11.396.
Naar aanleiding van het faillissement van [B BV] heeft de ontvanger een onderzoek ingesteld naar de mogelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van [B BV] voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek is belanghebbende in eerste instantie bij beschikking van 22 juni 2010 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 359.692 betreffende de diverse aan [B BV] opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting, waaronder de naheffingsaanslag over periode 5 van 2009. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 16 oktober 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:4387) echter geoordeeld dat de betaling van € 121.070 (zie 2.2.4) moet worden aangemerkt als een gerichte betaling op voornoemde naheffingsaanslag over periode 5 van 2009 en heeft de aansprakelijkstelling van belanghebbende voor deze naheffingsaanslag dienovereenkomstig verminderd.
Aan ’s Hofs oordeel dat de betaling toegerekend moet worden aan de verschuldigde loonheffingen over periode 5 van 2009 heeft de ontvanger de gevolgtrekking verbonden dat de betaling niet tevens aangemerkt kan worden als de betaling van de verschuldigde loonheffingen over periode 7 van 2009. De ontvanger heeft de afboeking van de betaling op de naheffingsaanslag over periode 7 van 2009 en op de naheffingsaanslagen met aanslagnummers A.01.7820 en A.01.5500 ongedaan gemaakt en heeft belanghebbende voor deze onbetaalde gebleven naheffingsaanslagen aansprakelijk gesteld tot een bedrag van € 115.406. Voornoemd bedrag bestaat uitsluitend uit onbetaald gebleven loonheffingen.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
I. Is belanghebbende terecht aansprakelijk gesteld? Meer in het bijzonder is in geschil of de afboeking van de betaling op de naheffingsaanslag loonheffingen over periode 7 van 2009 en op de naheffingsaanslagen met aanslagnummers A.01.7820 en A.01.5500 heeft geleid tot het (definitief) tenietgaan van deze belastingschulden.
II. Is de uitspraak op bezwaar deugdelijk gemotiveerd?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.