Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2729, AWB - 15 _ 7406
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2729, AWB - 15 _ 7406
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 februari 2017
- Datum publicatie
- 16 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2729
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:2352, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 7406
Inhoudsindicatie
VPB 2010/2011/2012 - aftrek kosten - omkering bewijslast – vergrijpboetes
Belanghebbende verzorgt de aanvraag en verlenging van tewerkstellingsvergunningen (hierna: TWV) voor in China woonachtige koks die naar Nederland komen om hier als kok te werken. Belanghebbende maakt daarvoor gebruik van de in China gevestigde Ltd (hierna: A).
Met betrekking tot de navorderingsaanslag VPB 2010/2011:
De rechtbank acht aannemelijk dat A facturen heeft uitgereikt die geen betrekking hebben op de aanvragen van TWV, maar op verlengingen of wijzigingen van eerder afgegeven TWV en dat A hiervoor geen feitelijke werkzaamheden in China heeft verricht. Deze facturen hebben hierdoor geen bewijskracht en de inspecteur heeft de desbetreffende bedragen terecht en tot het juiste bedrag niet in aftrek toegelaten. De bewijslast is terecht omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. De inspecteur is terecht en tot het juiste bedrag afgeweken van de aangifte.
De vergrijpboete is in verband met toepassing van omkering van de bewijslast en undue delay gematigd.
Met betrekking tot de aanslag VPB 2012
Gelet op de gegevens van de voor 2012 uitgereikte facturen en het feit dat de daarop vermelde koks uit China naar Nederland zijn gekomen om hier werkzaamheden te verrichten, is aannemelijk dat er met betrekking tot deze facturen in China activiteiten zijn verricht. Deze facturen hebben voldoende realiteitsgehalte. De inspecteur heeft de aftrek van de daarmee gemoeide kosten ten onrechte geweigerd. Ook de boete vervalt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers: BRE 15/7406 en 15/7407
uitspraak van 14 februari 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met betrekking tot BRE 15/7406
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het verlengde boekjaar van 8 juli 2010 tot en met 31 december 2011 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd met dagtekening 18 oktober 2014, berekend naar een belastbaar bedrag van
€ 1.179.175 ( [aanslagnummer] .V.07.0718, hierna: navorderingsaanslag VPB 2010/2011). Daarbij is het eerder vastgestelde verlies herzien tot nihil. Tegelijk met het opleggen van de navorderingsaanslag VPB 2010/2011 en de verliesherzieningsbeschikking heeft de inspecteur bij beschikkingen een vergrijpboete van € 214.794 opgelegd en een bedrag van € 30.784 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van
31 oktober 2015 de navorderingsaanslag VPB 2010/2011 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de vergrijpboete verminderd tot € 85.917.
Met betrekking tot BRE 15/7407
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het boekjaar van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd met dagtekening
25 oktober 2014, berekend naar een belastbaar bedrag van € 692.418 ( [aanslagnummer] .V.26.0112, hierna: aanslag VPB 2012). Tegelijk met het opleggen van de aanslag VPB 2012 heeft de inspecteur bij beschikkingen een vergrijpboete van € 122.327 opgelegd en een bedrag van € 12.821 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van
7 november 2015 de aanslag 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar het belastbare bedrag van € 492.280, de belastingrente verminderd tot € 8.888 en de vergrijpboete verminderd tot € 33.921.
Bij de uitspraken op bezwaar is op basis van het forfait van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit proceskosten) de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase berekend op € 549. Deze vergoeding heeft betrekking op zowel de bezwaren met betrekking tot de VPB 2010/2011, VPB 2012 als op de bezwaren inzake de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 en 2012 ten name van [X] (zie 1.8). De inspecteur heeft deze vier zaken aangemerkt als samenhangend en vanwege de zwaarte van de zaken een factor van 1,5 toegepast. Van het bedrag van € 549 is € 275 toegerekend aan de VPB-procedures, het restant van € 274 is toegerekend aan de IB-procedures ten name van [X] .
Belanghebbende heeft tegen de onder 1.2 en 1.4 vermelde uitspraken op bezwaar bij twee brieven van 16 november 2015, beide ontvangen bij de rechtbank op 18 november 2015, beroep ingesteld. Ter zake van de onderhavige beroepen heeft de griffier van belanghebbende twéémaal griffierecht geheven van € 331.
De inspecteur heeft in beide zaken verweerschriften ingediend. De inspecteur heeft met dagtekening 2 november 2016 nadere stukken ingediend. Belanghebbende heeft op 10 en 11 november 2016 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2016 te Breda. Voor het verhandelde ter zitting en een overzicht van de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt toegestuurd.
De onderhavige beroepen zijn gelijktijdig behandeld met de beroepen met zaaknummers BRE 15/7313 en BRE 15/7314 ten name van [X] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is opgericht op 8 juli 2010. Het aandelenkapitaal van belanghebbende is volledig in handen van [BV] (hierna: [BV] ). Enig aandeelhouder en directeur van [BV] is [X] .
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de verzorging van de administratieve organisatie ten behoeve van:
(i) de aanvraag van onder meer een visum en een tewerkstellingsvergunning (hierna: TWV) voor koks uit China;
(ii) de verlenging van een TWV van reeds in Nederland werkzame koks uit China en;
(iii) de overname van een kok van een restaurant uit een ander EU-land, waaronder Nederland.
Belanghebbende rekent voor de aanvraag van een TWV € 1.750 exclusief btw. Voor dat bedrag regelt belanghebbende de melding bij het UWV, het plaatsen van advertenties, het melden bij de Chinese autoriteiten (o.a. [Corporation Z] ), het verzamelen van alle benodigde stukken in China en Nederland, het aanvragen van visa en TWV en eventuele bezwaarprocedures bij afwijzing van aanvragen. De opdrachtgevers van belanghebbende zijn in Nederland gevestigde Chinese restauranthouders.
Belanghebbende had tot en met september 2012 geen werknemers. Vanaf oktober 2012 heeft belanghebbende twee werknemers.
Tot de administratie van belanghebbende behoren facturen die afkomstig zijn van [A BV] Deze facturen hebben betrekking op de periode van 1 januari 2010 en met september 2011, vertegenwoordigen een totaalbedrag van € 446.200 en zijn door belanghebbende betaald. Deze facturen hebben volgens de eigenaar van [A BV] betrekking op het verzorgen van stukken die Chinese koks die in Nederland willen werken nodig hebben, zoals een koksboekje, een uittreksel uit het geboorteregister, een akte van de notaris, een visumaanvraag en de aanvraag van een TWV.
Belanghebbende heeft op 18 juli 2010 een overeenkomst met [A] (hierna: [A] ) gesloten. Hierin is (kort gezegd) overeengekomen dat [A] aan belanghebbende de volgende diensten verleent: (a) contact met potentiële kandidaten en advies met betrekking tot de benodigde documenten, (b) regelen van alle noodzakelijk documenten voor de Nederlandse ambassade en overige noodzakelijke documentatie, (c) het elektronisch verstrekken van deze documentatie aan belanghebbende binnen 8 weken en melding maken in geval van vertraging, (d) op verzoek of periodiek verstrekken van informatie over de door [A] verrichte inspanningen. Het overeengekomen tarief voor deze werkzaamheden bedraagt $ 1.470 (vanaf mei 2011: $ 1.485) per kandidaat, te betalen binnen 30 dagen “after confirmation of honored Visa application”.
Op de facturen die [A] aan belanghebbende heeft uitgereikt, staat – voor zover hier van belang – de volgende informatie:
"(...) Description:
Personnel application documentation
Application details included
[A] – [adres] – Hong Kong Central (...) "
Alle facturen vermelden het aantal "applications" en zijn voorzien van bijlagen waarin opvolgend genummerd een lijst staat met codes en de namen en geboortedata van de personen op wie de ''applications'' betrekking hebben. Het door [A] per "application" gefactureerde bedrag bedraagt $ 1.470 (vanaf 31 mei 2011 wordt $ 1.485 gerekend per aanvraag).
[A] heeft in de periode van 8 juli 2010 tot en met 31 december 2011 (het verlengde boekjaar) facturen aan belanghebbende uitgereikt tot een bedrag van in totaal € 1.207.387. De bijlagen bij deze facturen vermelden in totaal 1.134 namen.
In 2012 heeft [A] facturen aan belanghebbende uitgereikt tot een bedrag van in totaal € 723.374. Alle voormelde facturen zijn betaald.
Belanghebbende heeft aangifte VPB 2010/2011 gedaan naar een belastbaar bedrag van negatief € 27.119. Daarbij heeft belanghebbende het met betrekking tot de van [A] afkomstige facturen betaalde bedrag van € 1.207.387 in aftrek gebracht. Met dagtekening 1 september 2012 is de primitieve aanslag VPB 2010/2011 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 27.119 negatief, alsmede een verliesbeschikking tot eenzelfde bedrag.
Belanghebbende heeft aangifte VPB 2012 gedaan naar een belastbaar bedrag van
negatief € 38.694. Daarbij heeft belanghebbende het met betrekking tot de van [A] afkomstige facturen betaalde bedrag van € 723.374 in aftrek gebracht.
Op 3 september 2012 is een boekenonderzoek aangekondigd naar (onder meer) de aanvaardbaarheid van de aangifte VPB 2010/2011. Bij brief van 5 september 2013 is het boekenonderzoek uitgebreid naar het jaar 2012.
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 4 augustus 2014. Dit rapport is bij brief van 4 augustus 2014 aan belanghebbende verzonden. Volgens het rapport is niet aangetoond dat de in de aangiftes VPB 2010/2011 en VPB 2012 in aftrek gebrachte kosten van € 1.207.387 respectievelijk € 723.374 daadwerkelijk zijn gemaakt ten behoeve van belanghebbende en moet deze aftrek worden gecorrigeerd. In het rapport wordt tevens aangegeven dat uit de vermogensvergelijking 2011/2012 verder volgt dat sprake is van een vermogenssprong van € 75.508. Naast de kostencorrecties is ook dit bedrag gecorrigeerd. In het rapport worden voorts voor beide tijdvakken vergrijpboetes aangekondigd van 75% vanwege (voorwaardelijke) opzet en listigheid. Deze boetes zijn in de begeleidende brief van 4 augustus 2014 nader toegelicht.
Bij brief van 29 september 2014 heeft de inspecteur de onder 1.1. en 1.3. genoemde (navorderings)aanslagen en vergrijpboeten aangekondigd onder verwijzing naar de brief van 4 augustus 2014.
In de bezwaarfase is door de belastingdienst aan de gemachtigde van belanghebbende met dagtekening 25 augustus 2015 een e-mail gestuurd met daarbij een bijlage met de naam “nota’s [A] gekoppeld aan Indis gegevens.xcl”. Deze bijlage betreft een Excel bestand waarin een overzicht is opgenomen van alle namen die staan vermeld op de bijlagen bij de facturen van [A] over het jaar 2011. In totaal gaat het om 1131 namen van koks. Achter de gegevens van diverse koks staat de opmerking “VVR Verlenging” of “Wijziging beperking”.
In de kennisgeving uitspraak op bezwaar van 12 oktober 2015 concludeert de inspecteur tot omkering en verzwaring van de bewijslast voor zowel het boekjaar 2010/2011 als 2012, omdat de vereiste aangiften niet zouden zijn gedaan. Bij deze kennisgeving is een overzicht gevoegd waarop – naar de rechtbank begrijpt – een opsomming is gegeven van de namen, die meer dan één maal voorkwamen op het overzicht van het onder 2.15 genoemde Excel bestand. Belanghebbende heeft op dit overzicht gereageerd in bijlage T bij de gronden van haar beroep. Volgens belanghebbende zijn in 14 van de 17 gevallen onjuiste conclusies getrokken door de belastingdienst en is in 3 van de 17 gevallen onvoldoende informatie beschikbaar om definitieve conclusies te kunnen trekken.
3 Geschil
In beide zaken is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
-
Is er reden voor omkering en verzwaring van de bewijslast?
-
Is terecht en tot het juiste bedrag afgeweken van de aangifte van belanghebbende?
-
Is de vergrijpboete terecht en naar het juiste bedrag opgelegd?
-
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van integrale proceskosten?
Belanghebbende beantwoordt de eerste drie vragen ontkennend en de laatste vraag bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de aangifte VPB 2010/2011 ten onrechte geen rekening is gehouden met een vermogenssprong van € 75.508 en dat dit bedrag terecht bij de navorderingsaanslag VPB 2010/2011 is gecorrigeerd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar op de zitting aan is toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de boetebeschikkingen, vernietiging van de navorderingsaanslag VPB 2010/2011 voor zover deze betrekking heeft op de correctie van de kostenaftrek en vermindering van de aanslag VPB 2012 tot nihil en – naar de rechtbank begrijpt – tot vaststelling van het verlies conform de aangifte VPB 2012 alsmede tot vergoeding van de werkelijke proceskosten. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.