Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2836, BRE - 16 _ 1529
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2836, BRE - 16 _ 1529
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 11 mei 2017
- Datum publicatie
- 8 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2836
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 1529
Inhoudsindicatie
Artikelen 37fc AWR en 9 IW; berekening belastingrente; belanghebbende komt in beroep omdat volgens hem de belastingrente ten onrechte één dag te lang is berekend; hetgeen neerkomt op een belang van € 5. Naar het oordeel van de rechtbank is de belastingrente over het juiste tijdvak berekend. Belanghebbende gaat uit van een onjuiste lezing van artikel 9 IW. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/1529
uitspraak van 11 mei 2017
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 22 februari 2016 op het bezwaar van belanghebbende tegen de hem, bij de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ( [aanslagnummer] .H.46.01), bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 898.
Zitting
Een onderzoek ter zitting heeft met toestemming van partijen niet plaatsgevonden.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
De inspecteur heeft met dagtekening 27 november 2015 de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd. Aan belanghebbende is gelijktijdig bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de beschikking belastingrente gehandhaafd.
In geschil is het antwoord op de vraag of de belastingrente tot het juiste bedrag is berekend. Partijen houdt enkel verdeeld de vraag of de belastingrente berekend moet worden tot en met 7 januari 2016 of tot en met 8 januari 2016; hetgeen leidt tot een verschil van € 5.
In artikel 37fc, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is het volgende bepaald:
“1 Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven een aanslag of een navorderingsaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag aan belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag, onderscheidenlijk die navorderingsaanslag, aan de belastingplichtige rente – belastingrente – in rekening gebracht.
2 De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de aanslag, onderscheidenlijk de navorderingsaanslag, invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag het te betalen bedrag aan belasting.”.
In artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (IW) is het volgende bepaald:
“1 Een belastingaanslag is invorderbaar zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.”.
De belastingaanslag is in het onderhavige geval op grond van artikel 9 IW invorderbaar zes weken na (vrijdag) 27 november 2015, te weten (zaterdag) 9 januari 2016 om 0:00 uur. Eerst op dat moment zijn immers 42 dagen (van 24 uur) verstreken. Belanghebbende is dus ten onrechte ervan uitgegaan dat de belastingaanslag op (vrijdag) 8 januari 2016 invorderbaar is. Op 8 januari 2016 om 23:59 is de aanslag nog niet invorderbaar omdat de zes weken nog niet verstreken zijn.
Op grond van artikel 37fc, tweede lid, van de AWR eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend op de dag voorafgaand aan de dag waarop de aanslag invorderbaar is. In het onderhavige geval is dat 8 januari 2016. De inspecteur heeft de belastingrente dan ook terecht berekend tot en met 8 januari 2016.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De inspecteur heeft in het onderhavige geval niet verzocht om belanghebbende te veroordelen in de proceskosten die de inspecteur heeft gemaakt.
Deze uitspraak is gedaan op 11 mei 2017 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B. Knezevic, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.