Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2927, AWB - 15 _ 2396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2927, AWB - 15 _ 2396

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
12 mei 2017
Datum publicatie
9 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:2927
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2396
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 27e

Inhoudsindicatie

Artikel 27e, eerste lid, van de AWR – omkering bewijslast - navorderingsaanslagen VPB

Gelet op onder meer de bevindingen uit een Belgisch en het Nederlands strafrechtelijk onderzoek en de gebreken in de administratie van belanghebbende acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is geweest van “zwarte” inkoop en omzet. Dit leidt tot omkering van de bewijslast. De winstcorrecties zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Belanghebbende is niet erin geslaagd te doen blijken dat de winstcorrecties onjuist zijn.

Beroep 15/6919 is ongegrond.

Beroepen 15/2396, 15/2397 zijn gegrond omdat de inspecteur heeft verklaard dat de desbetreffende navorderingsaanslagen naar te hoge bedragen zijn vastgesteld.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/2396, 15/2397 en 15/6919

uitspraak van 12 mei 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2006, 2007 en 2009 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (hierna: vpb), met [aanslagnummers] .V.67.0508, - V77.0112 en -V97.0112 opgelegd, berekend naar belastbare bedragen van € 1.170.750, € 1.155.255 respectievelijk € 462.563. Ten aanzien van het jaar 2009 is gelijktijdig met de navorderingsaanslag een vergrijpboete van € 34.038 opgelegd. Voor alle jaren is voorts telkens bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 maart 2015 (jaren 2006 en 2007) en 10 oktober 2015 (jaar 2009) de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd. De boete (jaar 2009) is verminderd tot nihil.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij faxen van 16 april 2015 (jaren 2006 en 2007) en 23 oktober 2015 (jaar 2009), ontvangen bij de rechtbank op dezelfde data, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van twee maal € 331. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.4.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te Maastricht, bijgestaan door [gemachtigde 2] en

[gemachtigde 3] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] .

De zaken met de nummers 15/6919, 15/2391 t/m 15/2397, 15/7694, 15/7695, 15/4730 t/m 15/4733, 15/6994 t/m 15/6996, 15/2410 t/m 15/2412 zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende exploiteert sinds 1 juni 2006 een in [vestigingsplaats] gevestigde bakkerij die (Turks) brood bakt en verkoopt aan voornamelijk Turkse en Marokkaanse winkels en supermarkten. Zo’n 60% van het brood wordt verkocht in Nederland en de rest in voornamelijk Duitsland en voor een klein deel in België. Tot 1 juni 2006 werd de bakkerij geëxploiteerd in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof).

2.2.

De aandelen in belanghebbende worden gehouden door [A] en [I] (hierna: A. en I. [achternaam] ), die ieder een belang van 50% hebben. Voorheen waren beiden vennoot van de vof.

2.3.

Uit een initieel in België en later ook in Nederland ingesteld strafrechtelijk onderzoek komt onder meer naar voren dat een Belgische groothandel in meel genaamd [A BVBA] , voorheen genaamd [BVBA] , over de periode maart 2005 tot en met oktober 2007, naast een reguliere boekhouding ook een schaduwboekhouding heeft gevoerd. In het proces-verbaal van de FIOD (PVnr.: 47156, documentnrs. D-018A, R-1-002 D, D-022, D-026) staat hierover onder meer het volgende:

2.1 Aanleiding van het onderzoek

(…) Op 1 april 2009 heeft [B] , zaaksvoerder van [A BVBA] onder meer bevestigd dat er twee boekhoudsystemen waren, te weten:

een officieel boekhoudsysteem (middels het softwarepakket Venice), waarin de officiële verkopen werd geregistreerd. Naar aanleiding van bestellingen werden leveringsnota’s opgemaakt en vervolgens een factuur.

een zwart boekhoudsysteem (middels het softwarepakket ADBplus) waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s.

Tevens verklaarde [B] dat hij het meel, wat hij “zwart” verkocht, zelf ook “zwart” geleverd kreeg van de Duitse leverancier [leverancier] en dat zijn “zwarte” aankopen afhankelijk waren van de wens van zijn bakkersklanten. Deze bakkersklanten gaven zelf de hoeveelheid goederen aan die zij “zwart” wilden kopen.

(…)

4.3.1.2. Niet geboekte inkopen (‘zwarte’ inkopen van [belanghebbende] )

(…) Op 22-10-2007 is door de Belgische autoriteiten bij [A BVBA] onder andere een broodzak met papieren meegenomen. Hierin zaten contantnota’s van verschillende afnemers. Aangetroffen is een contantnota van [belanghebbende] te [plaats] , te weten van de datum 22-09-2007 voor een totaal van € 4.490,00. Deze gegevens komen overeen met de gegevens van de contantnota van 22-09-2007 op D-026, het digitale overzicht van de contantnota’s. Op de contantnota (D-018A) is vermoedelijk (met balpen) het bedrag vermeld dat door de klant is betaald.

(…)

4.3.1.3. Resumé

Aan vorenstaande bevindingen: te weten:

-

de resultaten van het onderzoek in België;

-

de verbanden en onderlinge samenhang van de in België aangetroffen gegevens (computerbestanden en bescheiden),

in casu:

-

dat er in computerbestanden (ADBPlus) van [A BVBA] ( [BVBA] ) contantnota’s staan vermeld;

-

dat de bedragen en de data van deze contantnota’s overeenstemmen met de bedragen en data van het verkoopoverzicht (D-028);

-

dat het totaal van het verkoopoverzicht (D-028) overeenstemt met het saldo van het overzicht openstaande vorderingen (D-034);

-

dat er fysiek een contantnota (D-018A) is aangetroffen die qua lay-out identiek is aan gegevens uit computerbestanden (ADBplus / D-026) waarin contantnota’s staan vermeld,

en

- gelet op de verklaring van [B] (R-1-002D), dat er een zwart boekhoudsysteem (middels softwarepakket ADBplus) was waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s,

komt naar voren dat [A BVBA] goederen zwart heeft verkocht aan [belanghebbende] middels contantnota’s.

Uit het onderzoek van de Belastingdienst komt naar voren dat in de administratie van [belanghebbende] geen contantnota’s zijn aangetroffen. De zwarte inkopen van [A BVBA] aan [belanghebbende] zijn niet verwerkt in de administratie van [belanghebbende] .

Hierdoor bestaat het vermoeden dat bij [belanghebbende] te [plaats] over de jaren 2005 tot en met 2007 de volgende bedragen aan inkopen, zijnde de leveringen volgens de contantnota’s buiten de administratie zijn gebleven en daarmee niet zijn verantwoord als inkopen in de boekhouding:

[belanghebbende]

2005 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 195.179,75 (D-022 )

2006 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 154.548,10 (D-022

2007 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 111.669,16 (D-022)

2007 ongenummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 20.800,00 ( D-022/D-026)

Totaal € 482.197,01”

2.4.

Bij onherroepelijk vonnis van 12 augustus 2014 van de rechtbank Oost-Brabant, parketnr. 01/997500-11, is [A] als feitelijk leidinggevende van belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld. Het volgende is door de rechtbank overwogen:

Bewijsoverweging .

De raadsman heeft op de gronden als verwoord in de door hem overgelegde pleitnota

aangevoerd dat het bewijs te mager is om tot een bewezenverklaring van de feiten te komen

en heeft geconcludeerd tot vrijspraak.

Anders dan de raadsman acht de rechtbank de feiten bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende. Op grond van de stukken - met name de stukken uit het Belgische onderzoek, waaronder de verklaring van [B] en de “zwarte” boekhouding van [A BVBA] , waarbij zwarte contantnota’s met betrekking tot de bedrijven van verdachte [belanghebbende] en [A BV] zijn aangetroffen - gaat de rechtbank ervan uit dat er wel degelijk zwarte inkopen van meelproducten door [A BVBA] aan de bedrijven van verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank hechte mede in het licht van voornoemde stukken geen waarde aan de vele jaren later afgelegde verklaring van [B] bij de rechter-commissaris dat hij nooit zwart meel aan bedrijven in Nederland doorverkocht, welke verklaring evident in strijd is met deze, door hemzelf bijgehouden “zwarte” boekhouding.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat

1. [V.O.F.] , verder te noemen de V.o.f.”, in de periode van 23 februari 2005 tot 18 maart 2011, in de gemeente [plaats] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de V.o.f -zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de V.o.f. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- telkens in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd niet opgenomen en verwerkt, contantnota's ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [A BVBA] of [BVBA] ), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;

2. [belanghebbende] , verder te noemen “de B.V.” in de periode van 23 mei 2006 tot 18 maart 2011, in de gemeente [plaats] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de B.V., -zijnde dat deel van die administratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de B.V. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid –zakelijk weergegeven- in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens niet opgenomen en verwerkt, contantnota’s ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [A BVBA] of [BVBA] ), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;”.

2.5.

Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende en bij rapport van 28 februari 2012 heeft de inspecteur het volgende geconcludeerd (zie 2.5.1 t/m 2.5.3).

2.5.1.

Bij belanghebbende wordt 90% van de omzet contant ontvangen. In 2006 komen er op een 25-tal momenten negatieve kassen voor, waarbij de hoogste € 18.907 bedraagt. In 2007 zijn op vier momenten negatieve kassen geconstateerd waarvan de hoogste € 16.990 bedraagt. Daarnaast komen er in 2007 heel hoge kassaldi in de administratie voor.

2.5.2.

Er zijn inconsistenties geconstateerd tussen de totale hoeveelheid ingekochte meel/bloem en de behaalde omzet uit die meel/bloem.

Dat blijkt onder meer uit het onderstaande overzicht:

Jaar 2006 2007 2009

Inkopen meel/bloem (kg) 733.475 686.610 628.605

Totale omzet bakproducten 879.824 978.900 1.090.837

2.5.3.

Belanghebbende voldeed niet aan de administratieplicht in de zin van artikel 52 AWR, aangezien:

- er geen deugdelijke kasadministratie is bijgehouden;

- de voorraad per 31 december van elk jaar werd geschat;

- de debiteurenadministratie niet klopte;

- de loonadministratie onvolledig was en personeel geld heeft ontvangen dat niet is verloond;

- de brutowinstpercentages onverklaarbaar te veel afwijken van de branchegegevens;

Daarnaast heeft belanghebbende niet voldaan aan de bewaarplicht.

2.6.

Belanghebbende heeft aangiften vpb 2006, 2007 en 2009 ingediend naar een belastbaar bedrag van € 8.049, € 30.282 respectievelijk € 194.279. De aanslagen vpb 2006, 2007 en 2009 zijn – voor de start van het onderzoek bij belanghebbende – conform de ingediende aangiften vastgesteld.

2.7.

De inspecteur heeft naar aanleiding van het voormelde strafrechtelijk onderzoek en de bevindingen uit het boekenonderzoek de belastbare winst als volgt gecorrigeerd.

Jaar

2006

2007

2009

Totale inkoop volgens jaarstukken

415.266

461.269

495.115

Zwarte inkopen

154.548

132.469

Totale inkopen

569.814

593.738

495.115

minus inkoop kant en klaar product

59.340

99.366

155.335

Inkoop bakproducten =100%

510.474

494.372

339.780

brutowinst bakproducten =300%

1.531.422

1.483.116

1.019.340

brutowinst kant en klaar product

21.743

40.048

78.584

Totale brutowinst

1.553.165

1.523.164

1.097.924

minus brutowinst volgens jaarstukken

546.743

657.044

829.641

Correctie brutowinst

1.006.422

866.120

268.283

Aangegeven winst volgens aangifte

8.049

30.282

194.279

Belastbare winst

1.014.471

896.402

462.563

2.8.

De inspecteur heeft vervolgens onderstaande navorderingsaanslagen vpb vastgesteld naar een belastbaar bedrag van:

2006: € 1.170.750

2007: € 1.155.255

2009: € 462.563, alsmede een vergrijpboete opgelegd van € 34.038.

Voor de jaren 2006 en 2007 zijn geen boeten opgelegd in verband met samenloop met een strafrechtelijke procedure. Ter zitting heeft de inspecteur desgevraagd verklaard dat de navorderingsaanslagen 2006 en 2007 hadden moeten worden opgelegd naar de onder 2.7 genoemde belastbare winsten, zodat de betreffende beroepen in zoverre gegrond zijn.

2.9.

Bij uitspraken op bezwaar zijn de navorderingsaanslagen vpb 2006, 2007 en 2009 gehandhaafd. De boete die gelijktijdig met de navorderingsaanslag vpb 2009 is opgelegd, is verminderd tot nihil.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslagen en de heffingsrente terecht zijn opgelegd respectievelijk in rekening gebracht. Daarbij is in het bijzonder in geschil of er grond is voor omkering en verzwaring van de bewijslast.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.1.

Belanghebbende stelt zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat aan de bij [A BVBA] en [BVBA] aangetroffen “zwarte” boekhouding geen geloof kan worden gehecht en verwijst hiervoor naar een beslissing van het Hof van Bergen (België) van 11 mei 2012. Voorts betreffen de contantnota’s volgens belanghebbende dezelfde goederen als de facturen die in de administratie van belanghebbende zijn verwerkt. Daarnaast voert belanghebbende aan dat het onmogelijk is om met jaarlijks dezelfde hoeveelheden stroomverbruik het “zwarte” meel om te zetten in broden.

3.3.2.

Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat het brutowinstpercentage van 334% zoals de inspecteur dat berekend heeft, onjuist is. Het brutowinstpercentage dient volgens belanghebbende als volgt te worden berekend, waarbij belanghebbende uitgaat van een gewicht van 450 gram per brood en een prijs per brood van € 0,36:

100 broden: 31,25 kg meel * € 7,87/25 kg= € 9,84

9,68% *31,25 kg * € 1,05 (gist)= € 3,18

Totale kostprijs € 13,01

Omzet 100 broden *€ 0,36 € 36,00

Totale marge € 22,99

Marge in procenten 177%

Het gistpercentage is berekend aan de hand van het etiket op een brood “Turkse Pide”. De overige ingrediënten bedragen 5,82%/60,37% (bloem per brood)= 9,64%.

3.4.1.

De inspecteur betwist de stelling van belanghebbende dat de contantnota’s gelijk zijn aan de facturen van belanghebbende. De inspecteur verwijst hiervoor naar een contantnota en een factuur van belanghebbende welke beide dateren van 22 september 2007. De leveringen die staan vermeld op beide stukken zien op andere soorten meel. Daarnaast komt de betaling van het bedrag van € 5.605 als vermeld op de contantnota niet voor in de administratie van belanghebbende. Wel zijn er ter zake van bankbetalingen in de “zwarte” boekhouding dubbeltellingen aangetroffen.

Daarnaast betwist de inspecteur de stelling van belanghebbende dat er een relatie is tussen de verbruikte hoeveelheid stroom en het aantal gebakken broden, aangezien belanghebbende haar stelling niet nader heeft onderbouwd aan de hand van gegevens zoals bijvoorbeeld de broodbakcapaciteit van de ovens en de dagelijkse baklijsten van broden, die niet bewaard zijn gebleven.

3.4.2.

De inspecteur is van mening dat het brutowinstpercentage als volgt berekend dient te worden, waarbij wordt uitgegaan van een brood van 380 gram dat volgt uit de administratie van belanghebbende en een prijs per brood van € 0,42, wat gebaseerd is op de verklaringen van [A] tijdens het boekenonderzoek:

100 broden: 30 kg meel * € 6,75/25 kg= € 8,10

5,0% *30 kg * € 1,05 (gist)= € 1,58

Totale kostprijs € 9,68

Omzet 100 broden *€ 0,42 € 42,00

Totale marge € 32,32

Marge in procenten 334%

Bij de winstcorrecties is de inspecteur uitgegaan van een lager percentage, namelijk 300%.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente. De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van het beroep betreffende het jaar 2009, tot gegrondverklaring van de overige beroepen en tot vermindering van de navorderingsaanslagen vpb 2006 en 2007 berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.014.471 respectievelijk € 896.402 (zie 2.7 en 2.8) en dienovereenkomstige vermindering van de beschikkingen heffingsrente.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing