Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2928, AWB - 15 _ 2394
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2928, AWB - 15 _ 2394
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 mei 2017
- Datum publicatie
- 9 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2928
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 2394
Inhoudsindicatie
Artikel 27e, eerste lid, van de AWR – omkering bewijslast - navorderingsaanslagen VPB
Gelet op onder meer de bevindingen uit een Belgisch en het Nederlands strafrechtelijk onderzoek en de gebreken in de administratie van belanghebbende acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is geweest van “zwarte” inkoop en omzet. Dit leidt tot omkering van de bewijslast. De winstcorrecties zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Belanghebbende is niet erin geslaagd te doen blijken dat de winstcorrecties onjuist zijn.
Beroepen zijn gegrond omdat de inspecteur heeft verklaard dat de navorderingsaanslagen naar te hoge bedragen zijn vastgesteld.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/2394 en 15/2395
uitspraak van 12 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2006 en 2007 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (hierna: vpb), met [aanslagnummers] .V.67.0508, - V77.0112 opgelegd, berekend naar een belastbare bedrag van
€ 82.601 respectievelijk € 84.812. Voor beide jaren is voorts bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 maart 2015 de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij fax van 16 april 2015, ontvangen bij de rechtbank op 16 april 2015 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gesplitst en ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van
€ 331. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te Maastricht, bijgestaan door [gemachtigde 2] en
[gemachtigde 3] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 3] ,
[inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] . De zaken met de nummers 15/6919, 15/2391 t/m 15/2397, 15/7694, 15/7695, 15/4730 t/m 15/4733, 15/6994 t/m 15/6996, 15/2410 t/m 15/2412 zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is op 23 mei 2006 opgericht en haar ondernemingsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een levensmiddelensupermarkt. In de supermarkt bevinden zich onder meer een kleine bakkerij, een groente- en fruitafdeling en een islamitische slagerij. In de bakkerij wordt Turks brood gebakken. Er wordt voornamelijk aan particulieren verkocht. Tot 23 mei 2006 werd de supermarkt geëxploiteerd in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof).
De aandelen in belanghebbende worden voor 100% gehouden door [A] (hierna: [A] ), die eveneens 50% van de aandelen houdt in [BV] (hierna: [BV] ). Vennoten van de vof waren volgens het uittreksel uit het handelsregister [A] en zijn zoon [B] .
Uit een initieel in België en later ook in Nederland ingesteld strafrechtelijk onderzoek komt onder meer naar voren dat een Belgische groothandel in meel genaamd [A BVBA] , voorheen genaamd [BVBA] , over de periode maart 2005 tot en met oktober 2007, naast een reguliere boekhouding ook een schaduwboekhouding heeft gevoerd. In het proces-verbaal van de FIOD (PVnr.: 47156, documentnrs. D-018A, R-1-002 D, D-022, D-026) staat hierover onder meer het volgende:
“ 2.1 Aanleiding van het onderzoek
(…) Op 1 april 2009 heeft [C] , zaaksvoerder van [A BVBA] onder meer bevestigd dat er twee boekhoudsystemen waren, te weten:
een officieel boekhoudsysteem (middels het softwarepakket Venice), waarin de officiële verkopen werd geregistreerd. Naar aanleiding van bestellingen werden leveringsnota’s opgemaakt en vervolgens een factuur.
een zwart boekhoudsysteem (middels het softwarepakket ADBplus) waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s.
Tevens verklaarde [C] dat hij het meel, wat hij “zwart” verkocht, zelf ook “zwart” geleverd kreeg van de Duitse leverancier [leverancier] en dat zijn “zwarte” aankopen afhankelijk waren van de wens van zijn bakkersklanten. Deze bakkersklanten gaven zelf de hoeveelheid goederen aan die zij “zwart” wilden kopen.
(…)
4.3.1.2. Niet geboekte inkopen (‘zwarte’ inkopen van [A] )
(…) Op 22-10-2007 is door de Belgische autoriteiten bij [A BVBA] onder andere een broodzak met papieren meegenomen. Hierin zaten contantnota’s van verschillende afnemers. Aangetroffen is een contantnota van [A] te [plaats 1] , te weten van de datum 22-09-2007 voor een totaal van € 4.490,00. Deze gegevens komen overeen met de gegevens van de contantnota van 22-09-2007 op D-026, het digitale overzicht van de contantnota’s. Op de contantnota (D-018A) is vermoedelijk (met balpen) het bedrag vermeld dat door de klant is betaald.
(…)
4.3.1.3. Resumé
Aan vorenstaande bevindingen: te weten:
- -
-
de resultaten van het onderzoek in België;
- -
-
de verbanden en onderlinge samenhang van de in België aangetroffen gegevens (computerbestanden en bescheiden),
in casu:
- -
-
dat er in computerbestanden (ADBPlus) van [A BVBA] ( [BVBA] ) contantnota’s staan vermeld;
- -
-
dat de bedragen en de data van deze contantnota’s overeenstemmen met de bedragen en data van het verkoopoverzicht (D-028);
- -
-
dat het totaal van het verkoopoverzicht (D-028) overeenstemt met het saldo van het overzicht openstaande vorderingen (D-034);
- -
-
dat er fysiek een contantnota (D-018A) is aangetroffen die qua lay-out identiek is aan gegevens uit computerbestanden (ADBplus / D-026) waarin contantnota’s staan vermeld,
en
- gelet op de verklaring van [C] (R-1-002D), dat er een zwart boekhoudsysteem (middels softwarepakket ADBplus) was waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s,
komt naar voren dat [A BVBA] goederen zwart heeft verkocht aan [belanghebbende] middels contantnota’s.
Het “proces-verbaal” van de vaststelling (D-023) ten name van [X] , [adres 1] [vestigingsplaats] is bij dit proces-verbaal gevoegd. De Belastingdienst heeft vastgesteld dat in de periode maart tot en met oktober 2007 voor een bedrag van afgerond
€ 71.579,95 aan meel en overige bakkerijproducten zwart zijn geleverd aan verdachte [belanghebbende] , welke door [A BVBA] niet als verkopen zijn verantwoord in hun boekhouding.
Ter zake [BV] , gevestigd op het adres [adres 2] te [plaats 2] en [belanghebbende] , gevestigd op het adres [adres 1] te [vestigingsplaats] zijn bij de Belgische groothandel verkopen door middel van contantnota’s aangetroffen. Deze “zwarte” verkopen zijn verdeeld over de jaren:
[BV]
2005 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 195.179,75
2006 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 154.548,10
2007 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 111.669,16
2007 ongenummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 20.800,00
Totaal € 482.197,01
Voor een specificatie van de totaalbedragen verwijzen naar het “proces-verbaal” van de vaststelling (D-022).
[belanghebbende]
2005 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 27.308,34
2006 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 27.085,37
2007 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 14.107,54
2007 ongenummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 3.078,70
Totaal € 71.579,95
Voor een specificatie van de totaalbedragen verwijzen naar het “proces-verbaal” van de vaststelling (D-023).
Bij vonnis van 12 augustus 2014 van de rechtbank Oost-Brabant, parketnr. 01/997500-11, is [A] als feitelijk leidinggevende van belanghebbende en van [BV] onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld. Het volgende is door de rechtbank (voor zover van belang) overwogen:
“Anders dan de raadsman acht de rechtbank de feiten bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende. Op grond van de stukken- met name de stukken uit het Belgische onderzoek, waaronder de verklaring van [C] en de “zwarte”boekhouding van [A BVBA] , waarbij zwarte contantnota’s met betrekking tot de bedrijven van verdachte [BV] en [belanghebbende] zijn aangetroffen- gaat de rechtbank ervan uit dat er wel degelijk zwarte inkopen van meelproducten door [A BVBA] aan de bedrijven van verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank hechte mede in het licht van voornoemde stukken geen waarde aan de vele jaren later afgelegde verklaring van [C] bij de rechter-commissaris dat hij nooit zwart meel aan bedrijven in Nederland doorverkocht, welke verklaring evident in strijd met deze, door hemzelf bijgehouden “zwarte” boekhouding.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
(...)
[V.O.F.] , verder te noemen de V.o.f.”, in de periode van 1 juli 2005 tot 18 maart 2011, in de gemeente [plaats 1] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de V.o.f -zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de V.o.f. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- telkens in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd niet opgenomen en verwerkt, contantnota's ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [A BVBA] of [BVBA] ), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
[belanghebbende] , verder te noemen “de B.V.” in de periode van 23 mei 2006 tot 18 maart 2011, in de gemeente [plaats 1] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de B.V., -zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de B.V. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid –zakelijk weergegeven- telkens in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd niet opgenomen en verwerkt, contantnota’s ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [A BVBA] of [BVBA] ), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken aan welke bovenomschreven gedragingen verdachte telkens feitelijk leiding heeft gegeven;”
Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende en bij rapport van 28 februari 2012 (hierna: het controlerapport) heeft de inspecteur het volgende geconstateerd:
- er is geen sprake van een deugdelijke kasadministratie. In de periode 2005-2009 komen er diverse negatieve kassen voor. In 2006 is 33 keer een negatieve kas geconstateerd. Op 27 december 2006 bedroeg het negatieve kassaldo € 12.339. In 2007 is 9 keer een negatieve kas geconstateerd. - niet alle inkopen werden in de administratie verwerkt (zie zwarte inkopen);
- de voorraad werd geschat;
- de loonadministratie onvolledig was en personeel geld heeft ontvangen dat niet is verloond;
Daarnaast heeft belanghebbende niet voldaan aan de bewaarplicht met betrekking tot de onderstaande administratie:
- een dagelijkse lijst waarop stond welke en hoeveel broden er gebakken moesten worden;
- de afleverbonnen van meelontvangsten.
Belanghebbende heeft een aangifte vpb 2007 ingediend naar een belastbaar bedrag van € 42.491. De aanslag 2007 is conform de ingediende aangifte vastgesteld.
Voor het jaar 2006 is eerst een aangifte vpb ingediend nadat een ambtshalve aanslag tot een belastbaar bedrag van € 10.000 is opgelegd. De in de als bezwaar in behandeling genomen ‘aangifte’ is in de uitspraak op bezwaar gevolgd en de aanslag is verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.346. Dit heeft plaatsgehad vóór de start van het onderzoek bij belanghebbende.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het voormelde strafrechtelijk onderzoek en de bevindingen uit het boekenonderzoek de belastbare winst als volgt gecorrigeerd:
Jaar 2006 2007
Omzet € 55.526 € 56.428
Zwarte inkopen € 13.814 € 14.107
Gecorrigeerde bruto winst (300%) € 41.442 € 42.321
In het controlerapport zijn de gecorrigeerde belastbare bedragen over 2006 en 2007 vastgesteld op € 42.788 respectievelijk € 58.943. Er zijn geen boeten opgelegd in verband met samenloop met een strafrechtelijke procedure.
De inspecteur heeft vervolgens de navorderingsaanslagen vpb vastgesteld naar een belastbaar bedrag van:
2006: € 82.601
2007: € 84.812
Ter zitting heeft de inspecteur desgevraagd verklaard dat de navorderingsaanslagen hadden moeten worden opgelegd naar de onder 2.8 genoemde belastbare bedragen.
Bij uitspraken op bezwaar zijn de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslagen en de heffingsrente terecht zijn opgelegd respectievelijk in rekening gebracht. Daarbij is in het bijzonder in geschil of er grond is voor omkering en verzwaring van de bewijslast.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende stelt zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat aan de bij [A BVBA] en [BVBA] aangetroffen “zwarte” boekhouding geen geloof kan worden gehecht en verwijst hiervoor naar de beslissing van het Hof van Bergen (België) van 11 mei 2012. Voorts betreffen de contantnota’s volgens belanghebbende dezelfde goederen als de facturen welke in de administratie van belanghebbende zijn verwerkt. Daarnaast voert belanghebbende aan dat het onmogelijk is om met jaarlijks dezelfde hoeveelheden stroomverbruik het “zwarte” meel om te zetten in broden.
Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat het brutowinstpercentage van 334% zoals de inspecteur die berekend heeft, onjuist is. Het brutowinstpercentage dient volgens belanghebbende als volgt te worden berekend, waarbij belanghebbende uitgaat van 450 gram per brood en een prijs per brood van € 0,36:
100 broden: 31,25 kg meel * € 7,87/25 kg= € 9,84
9,68% *31,25 kg * € 1,05 (gist)= € 3,18
Totale kostprijs € 13,01
Omzet 100 broden *€ 0,36 € 36
Totale marge € 22,99
Marge in procenten 177%
Het gistpercentage is berekend aan de hand van het etiket op een brood “Turkse Pide”. De overige ingrediënten bedragen 5,82%/60,37% (bloem per brood)= 9,64%
De inspecteur betwist de stelling van belanghebbende dat de contantnota’s gelijk zijn aan de facturen van belanghebbende. De inspecteur verwijst hiervoor naar een contantnota en een factuur van [BV] welke beide dateren van 22 september 2007. De leveringen die staan vermeld op beide stukken zien op andere soorten meel. Daarnaast komt de betaling van het bedrag van € 5.605 als vermeld op de contantnota niet voor in de administratie van [BV] . Wel zijn er ter zake van bankbetalingen in de “zwarte” boekhouding dubbeltellingen aangetroffen.
Daarnaast betwist de inspecteur de stelling van belanghebbende dat er een relatie is tussen de verbruikte stroom en het aantal gebakken broden, aangezien belanghebbende zijn stelling niet nader heeft onderbouwd aan de hand van gegevens zoals bijvoorbeeld de broodbakcapaciteit van de ovens en de dagelijkse baklijsten van broden, die niet bewaard zijn gebleven.
De inspecteur is van mening dat het brutowinstpercentage als volgt berekend dient te worden, waarbij wordt uitgegaan van een brood van 380 gram dat volgt uit de administratie van belanghebbende en een prijs per brood van € 0,42, dat gebaseerd is op de verklaringen van [A] tijdens het boekenonderzoek:
100 broden: 30 kg meel * € 6,75/25 kg= € 8,10
5,0% *30 kg * € 1,05 (gist)= € 1,58
Totale kostprijs € 9,68
Omzet 100 broden *€ 0,42 € 42
Totale marge € 32,32
Marge in procenten 334%
Bij de winstcorrecties is de inspecteur uitgegaan van een lager percentage namelijk 300%.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vermindering van de navorderingsaanslagen vpb 2006 en 2007 berekend naar een belastbaar bedrag van € 42.788 respectievelijk € 58.943. Voorts heeft de inspecteur subsidiair en meer subsidiair gesteld dat de belastbare bedragen voor het jaar 2006 € 28.837 respectievelijk € 16.268 bedragen en voor het jaar 2007
€ 54.946 respectievelijk € 36.643.