Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2930, AWB - 15 _ 2410
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2930, AWB - 15 _ 2410
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 mei 2017
- Datum publicatie
- 9 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2930
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 2410
Inhoudsindicatie
Artikel 27e, eerste lid, van de AWR – omkering bewijslast - navorderingsaanslagen IB – inkomsten uit aanmerkelijk belang
Gelet op onder meer de bevindingen uit een Belgisch en het Nederlands strafrechtelijk onderzoek en de gebreken in de administratie van belanghebbende acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is geweest van “zwarte” inkoop en omzet. Dit leidt tot omkering van de bewijslast. De inkomenscorrecties zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Belanghebbende is niet erin geslaagd te doen blijken dat de inkomenscorrecties onjuist zijn.
Beroepen zijn gegrond omdat de inspecteur heeft verklaard dat de navorderingsaanslagen naar te hoge bedragen zijn vastgesteld en artikel 2.17 van de Wet ib 2001 alsnog moet worden toegepast.
15/7695: beroep ongegrond omdat bezwaar terecht niet-ontvankelijk is wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/2410 t/m 15/2412 en 15/7695
uitspraak van 12 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2005, 2006, 2007 en 2009 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv), met [aanslagnummers] .H57, -H67, -H77 en -H97 opgelegd. De navorderingsaanslag ib/pvv 2005 is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 576.332. De navorderingsaanslagen 2006, 2007 en 2009 zijn berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 13.094, € 32.256 en € 21.573 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van respectievelijk € 582.792, € 566.698 en € 134.132. Voor alle jaren is voorts telkens bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 maart 2015 (jaren 2005, 2006 en 2007) en 26 november 2015 (jaar 2009) de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij faxen van 17 april 2015 (jaren 2005, 2006 en 2007) en 2 december 2015 (jaar 2009), ontvangen bij de rechtbank op dezelfde data, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van twee maal € 45. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te Maastricht, bijgestaan door [gemachtigde 2] en
[gemachtigde 3] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] ,
[inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] . De zaken met de nummers 15/6919, 15/2391 t/m 15/2397, 15/7694, 15/7695, 15/4730 t/m 15/4733, 15/6994 t/m 15/6996, 15/2410 t/m 15/2412 zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende exploiteerde in de onderhavige jaren een in [plaats] gevestigde bakkerij die (Turks) brood bakt en verkoopt aan voornamelijk Turkse en Marokkaanse winkels en supermarkten. Zo’n 60% van het brood wordt verkocht in Nederland en de rest in voornamelijk Duitsland en voor een klein deel in België.
Tot 1 juni 2006 werd de bakkerij geëxploiteerd in de vorm van een vennootschap onder firma, genaamd [VOF] (hierna: de vof), waarvan belanghebbende en [persoon A] de vennoten waren. Vanaf 1 juni 2006 wordt de bakkerij in de vorm van een besloten vennootschap, genaamd [A BV] (hierna: [A BV] ), geëxploiteerd, waarin belanghebbende en [persoon A] beiden een belang van 50% hebben.
Uit een initieel in België en later ook in Nederland ingesteld strafrechtelijk onderzoek komt onder meer naar voren dat een Belgische groothandel in meel genaamd [A BVBA] , voorheen genaamd [BVBA] , over de periode maart 2005 tot en met oktober 2007, naast een reguliere boekhouding ook een schaduwboekhouding heeft gevoerd. In het proces-verbaal van de FIOD (PVnr.: 47156, documentnrs. D-018A, R-1-002 D, D-022, D-026) staat hierover onder meer het volgende:
“ 2.1 Aanleiding van het onderzoek
(…) Op 1 april 2009 heeft [persoon B] , zaaksvoerder van [A BVBA] onder meer bevestigd dat er twee boekhoudsystemen waren, te weten:
een officieel boekhoudsysteem (middels het softwarepakket Venice), waarin de officiële verkopen werd geregistreerd. Naar aanleiding van bestellingen werden leveringsnota’s opgemaakt en vervolgens een factuur.
een zwart boekhoudsysteem (middels het softwarepakket ADBplus) waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s.
Tevens verklaarde [persoon B] dat hij het meel, wat hij “zwart” verkocht, zelf ook “zwart” geleverd kreeg van de Duitse leverancier [leverancier] en dat zijn “zwarte” aankopen afhankelijk waren van de wens van zijn bakkersklanten. Deze bakkersklanten gaven zelf de hoeveelheid goederen aan die zij “zwart” wilden kopen.
(…)
4.3.1.2. Niet geboekte inkopen (‘zwarte’ inkopen van [belanghebbende] )
(…) Op 22-10-2007 is door de Belgische autoriteiten bij [A BVBA] onder andere een broodzak met papieren meegenomen. Hierin zaten contantnota’s van verschillende afnemers. Aangetroffen is een contantnota van [belanghebbende] te [woonplaats] , te weten van de datum 22-09-2007 voor een totaal van € 4.490,00. Deze gegevens komen overeen met de gegevens van de contantnota van 22-09-2007 op D-026, het digitale overzicht van de contantnota’s. Op de contantnota (D-018A) is vermoedelijk (met balpen) het bedrag vermeld dat door de klant is betaald.
(…)
4.3.1.3. Resumé
Aan vorenstaande bevindingen: te weten:
- -
-
de resultaten van het onderzoek in België;
- -
-
de verbanden en onderlinge samenhang van de in België aangetroffen gegevens (computerbestanden en bescheiden),
in casu:
- -
-
dat er in computerbestanden (ADBPlus) van [A BVBA] ( [BVBA] ) contantnota’s staan vermeld;
- -
-
dat de bedragen en de data van deze contantnota’s overeenstemmen met de bedragen en data van het verkoopoverzicht (D-028);
- -
-
dat het totaal van het verkoopoverzicht (D-028) overeenstemt met het saldo van het overzicht openstaande vorderingen (D-034);
- -
-
dat er fysiek een contantnota (D-018A) is aangetroffen die qua lay-out identiek is aan gegevens uit computerbestanden (ADBplus / D-026) waarin contantnota’s staan vermeld,
en
- gelet op de verklaring van [persoon B] (R-1-002D), dat er een zwart boekhoudsysteem (middels softwarepakket ADBplus) was waarin verkopen werden geregistreerd aan de hand van contantnota’s,
komt naar voren dat [A BVBA] goederen zwart heeft verkocht aan [belanghebbende] middels contantnota’s.
Uit het onderzoek van de Belastingdienst komt naar voren dat in de administratie van [belanghebbende] geen contantnota’s zijn aangetroffen. De zwarte inkopen van [A BVBA] aan [belanghebbende] zijn niet verwerkt in de administratie van [belanghebbende] .
Hierdoor bestaat het vermoeden dat bij [belanghebbende] te [woonplaats] over de jaren 2005 tot en met 2007 de volgende bedragen aan inkopen, zijnde de leveringen volgens de contantnota’s buiten de administratie zijn gebleven en daarmee niet zijn verantwoord als inkopen in de boekhouding:
[belanghebbende]
2005 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 195.179,75 (D-022 )
2006 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 154.548,10 (D-022
2007 genummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 111.669,16 (D-022)
2007 ongenummerde contantnota’s voor een totaalbedrag van € 20.800,00 ( D-022/D-026)
Totaal € 482.197,01”
Bij onherroepelijk vonnis van 12 augustus 2014 van de rechtbank Oost-Brabant, parketnr. 01/997500-11, is [persoon A] als feitelijk leidinggevende van de vof en [A BV] strafrechtelijk veroordeeld. Het volgende is door de rechtbank overwogen:
“ Bewijsoverweging .
De raadsman heeft op de gronden als verwoord in de door hem overgelegde pleitnota
aangevoerd dat het bewijs te mager is om tot een bewezenverklaring van de feiten te komen
en heeft geconcludeerd tot vrijspraak.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de feiten bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende. Op grond van de stukken - met name de stukken uit het Belgische onderzoek, waaronder de verklaring van [persoon B] en de “zwarte” boekhouding van [A BVBA] , waarbij zwarte contantnota’s met betrekking tot de bedrijven van verdachte [A BV] en [B BV] zijn aangetroffen - gaat de rechtbank ervan uit dat er wel degelijk zwarte inkopen van meelproducten door [A BVBA] aan de bedrijven van verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank hechte mede in het licht van voornoemde stukken geen waarde aan de vele jaren later afgelegde verklaring van [persoon B] bij de rechter-commissaris dat hij nooit zwart meel aan bedrijven in Nederland doorverkocht, welke verklaring evident in strijd is met deze, door hemzelf bijgehouden “zwarte” boekhouding.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
1. [VOF] , verder te noemen de V.o.f.”, in de periode van 23 februari 2005 tot 18 maart 2011, in de gemeente [woonplaats] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de V.o.f -zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de V.o.f. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- telkens in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd niet opgenomen en verwerkt, contantnota's ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [A BVBA] of [BVBA] ), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2. [A BV] , verder te noemen “de B.V.” in de periode van 23 mei 2006 tot 18 maart 2011, in de gemeente [woonplaats] , meermalen, telkens een deel van de bedrijfsadministratie van de B.V., -zijnde dat deel van die administratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt en doen opmaken, immers heeft de B.V. toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid –zakelijk weergegeven- in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens niet opgenomen en verwerkt, contantnota’s ter zake de inkoop van meel en/of meelproducten en/of bakkerijproducten (bij [A BVBA] of [BVBA] ), zulks terwijl die inkopen in werkelijkheid telkens wel hadden plaatsgehad, zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;”.
Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij de vof en [A BV] . De bevindingen van het boekenonderzoek heeft de inspecteur neergelegd in een rapport van 28 februari 2012. De conclusies van de inspecteur zijn hierna weergegeven onder 2.5.1 t/m 2.5.3.
Bij de vof en [A BV] wordt 90% van de omzet contant ontvangen. In 2005 komen er op een 9-tal momenten negatieve kassen voor, waarbij de hoogste € 11.465 bedraagt. In 2006 komen er op een 25-tal momenten negatieve kassen voor, waarbij de hoogste € 18.907 bedraagt. In 2007 zijn op vier momenten negatieve kassen geconstateerd waarvan de hoogste € 16.990 bedraagt. Daarnaast komen er in 2007 heel hoge kassaldi in de administratie voor.
Er zijn inconsistenties geconstateerd tussen de totale hoeveelheid ingekochte meel/bloem en de behaalde omzet uit die meel/bloem.
Dat blijkt onder meer uit het onderstaande overzicht:
Jaar 2006 2007 2009
Inkopen meel/bloem (kg) 733.475 686.610 628.605
Totale omzet bakproducten (€) 879.824 978.900 1.090.837
De vof en [A BV] voldeden niet aan hun administratieplicht in de zin van artikel 52 van de AWR, aangezien:
- er geen deugdelijke kasadministratie is bijgehouden;
- de voorraad per 31 december van elk jaar werd geschat;
- de debiteurenadministratie niet klopte;
- de loonadministratie onvolledig was en personeel geld heeft ontvangen dat niet is verloond;
- de brutowinstpercentages onverklaarbaar te veel afwijken van de branchegegevens;
- er niet is voldaan aan de bewaarplicht.
Belanghebbende heeft aangiften ib/pvv 2005, 2006, 2007 en 2009 ingediend naar (voor zover hier van belang) een belastbaar inkomen uit werk en woning in 2005 van € 36.937, en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil voor de jaren 2006 t/m 2009. De aanslagen ib/pvv 2005, 2006, 2007 en 2009 zijn – vóór de start van het onderzoek bij belanghebbende – conform de ingediende aangiften vastgesteld.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het voormelde strafrechtelijk onderzoek en de bevindingen uit het boekenonderzoek de belastbare winst van [A BV] als volgt gecorrigeerd:
Fout! Ongeldige koppeling.
In het rapport van het boekenonderzoek betreffende belanghebbende zijn de belastbare inkomens voor de ib/pvv als volgt gecorrigeerd:
2005:
vastgesteld inkomen box 1 € 36.937
bij: correctie [VOF] € 532.977
gecorrigeerd inkomen in box 1 € 569.914
2006 2007 2009
aangegeven voordeel uit aanmerkelijk belang € 0 € 0 € 0
bij: correctie [A BV] € 503.211 € 433.060 € 134.142
gecorrigeerd inkomen box 2 € 503.211 € 433.060 € 134.142
De inspecteur heeft vervolgens onderstaande navorderingsaanslagen ib/pvv vastgesteld:
2005: belastbaar inkomen uit werk en woning: € 576.332
2006: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang: € 582.792
2007: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang: € 566.698
2009: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang: € 134.132
Er zijn geen boeten opgelegd in verband met samenloop met een strafrechtelijke procedure.
Bij uitspraken op bezwaar zijn de navorderingsaanslagen ib/pvv 2005, 2006 en 2007 gehandhaafd en is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslagen en de heffingsrente terecht zijn opgelegd respectievelijk in rekening gebracht. Daarbij is in het bijzonder in geschil of er grond is voor omkering en verzwaring van de bewijslast. Voor het jaar 2009 is voorafgaand aan deze vragen in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende stelt zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat aan de bij [A BVBA] en [BVBA] aangetroffen “zwarte” boekhouding geen geloof kan worden gehecht en verwijst hiervoor naar een beslissing van het Hof van Bergen (België) van 11 mei 2012. Voorts betreffende de contantnota’s volgens belanghebbende dezelfde goederen als de facturen die in de administratie van de vof en [A BV] zijn verwerkt. Daarnaast voert belanghebbende aan dat het onmogelijk is om met jaarlijks dezelfde hoeveelheden stroomverbruik het “zwarte” meel om te zetten in broden.
Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat het brutowinstpercentage van 334% zoals de inspecteur dat berekend heeft, onjuist is. Het brutowinstpercentage dient volgens belanghebbende als volgt te worden berekend, waarbij belanghebbende uitgaat van een gewicht van 450 gram per brood en een prijs per brood van € 0,36:
100 broden: 31,25 kg meel * € 7,87/25 kg= € 9,84
9,68% *31,25 kg * € 1,05 (gist)= € 3,18
Totale kostprijs € 13,01
Omzet 100 broden * € 0,36 € 36,00
Totale marge € 22,99
Marge in procenten 177%
Het gistpercentage is berekend aan de hand van het etiket op een brood “Turkse Pide”. De overige ingrediënten bedragen 5,82%/60,37% (bloem per brood)= 9,64%.
De inspecteur betwist de stelling van belanghebbende dat de contantnota’s dezelfde goederen betreffen als de facturen van belanghebbende. De inspecteur verwijst hiervoor naar een contantnota en een factuur van [A BV] welke beide dateren van 22 september 2007. De leveringen die staan vermeld op beide stukken zien op andere soorten meel. Daarnaast komt de betaling van het bedrag van € 5.605 als vermeld op de contantnota niet voor in de administratie van [A BV] . Wel zijn er ter zake van bankbetalingen in de “zwarte” boekhouding dubbeltellingen aangetroffen.
Daarnaast betwist de inspecteur de stelling van belanghebbende dat er een relatie is tussen de verbruikte hoeveelheid stroom en het aantal gebakken broden, aangezien belanghebbende haar stelling niet nader heeft onderbouwd aan de hand van gegevens zoals bijvoorbeeld de broodbakcapaciteit van de ovens en de dagelijkse baklijsten van broden, die niet bewaard zijn gebleven.
De inspecteur is van mening dat het brutowinstpercentage als volgt berekend dient te worden, waarbij wordt uitgegaan van een brood van 380 gram dat volgt uit de administratie van belanghebbende en een prijs per brood van € 0,42, wat gebaseerd is op de verklaringen van [persoon A] tijdens het boekenonderzoek:
100 broden: 30 kg meel * € 6,75/25 kg= € 8,10
5,0% * 30 kg * € 1,05 (gist)= € 1,58
Totale kostprijs € 9,68
Omzet 100 broden * € 0,42 € 42,00
Totale marge € 32,32
Marge in procenten 334%
Bij de winstcorrecties is de inspecteur uitgegaan van een lager percentage, namelijk 300%.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen voor zover de navorderingsaanslagen afwijken van de in 2.7 vermelde correcties welke correcties wat betreft het inkomen uit aanmerkelijk belang nog moeten worden gehalveerd in verband met het bepaalde in artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor 2009 concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van het beroep.