Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2931, AWB - 15 _ 4730
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2931, AWB - 15 _ 4730
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 mei 2017
- Datum publicatie
- 9 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:2931
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 4730
Inhoudsindicatie
Beroepen niet-ontvankelijk wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur reeds vóór de verzending van de uitspraken op de bezwaar was geïnformeerd over de adreswijziging van belanghebbendes gemachtigde.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/4730 en 15/4731 en 17/199
uitspraak van 12 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken 2006, 2007 en 2009 naheffingsaanslagen omzetbelasting, met [aanslagnummer] .F.01.6506, -F01.7506 en –F01.9501, opgelegd.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 8 april 2015 (tijdvakken 2006 en 2007) en 10 april 2015 (tijdvak 2009) de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij fax van 13 juli 2015, ontvangen bij de rechtbank op 13 juli 2015, tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift aan de wederpartij verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te Maastricht, bijgestaan door [gemachtigde 2] en
[gemachtigde 3] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] . De zaken met de nummers 15/6919, 15/2391 t/m 15/2397, 15/7694, 15/7695, 15/4730 t/m 15/4733, 15/6994 t/m 15/6996, 15/2410 t/m 15/2412 zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 16 februari 2011 met betrekking tot de tijdvakken 2006 en 2007 naheffingsaanslagen omzetbelasting ( hierna: OB) opgelegd. Op
29 juni 2012 is een naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2009 opgelegd. Gelijktijdig met deze naheffingsaanslagen is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar van
8 april 2015 met betrekking tot de tijdvakken 2006 en 2007 en bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 10 april 2015 met betrekking tot het tijdvak 2009 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewezen.
Voormelde uitspraken op bezwaar zijn in eerste instantie verstuurd naar het op de bezwaarschriften vermelde postbusadres van [gemachtigde] , die de bezwaarschriften namens belanghebbende heeft ingediend en in de bezwaarfase zijn gemachtigde was. Na retourontvangst van deze uitspraken op bezwaar heeft de belastingdienst deze bij brief van
6 mei 2015 doorgestuurd naar het nieuwe postbusadres van [gemachtigde] . [gemachtigde 1] is middels telefonisch contact met de belastingdienst op 10 juli 2015 op de hoogte geraakt van het bestaan van de uitspraken op bezwaar.
Belanghebbende heeft bij fax van 13 juli 2015 ingediend door [gemachtigde 1] beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
3 Geschil
In geschil is of de beroepen niet-ontvankelijk zijn in verband met de termijnoverschrijding.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar alsmede de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.
4 Beoordeling van het geschil
Uit de e-mail van 6 november 2015 van [gemachtigde 2] gericht aan [gemachtigde 1] , leidt de rechtbank af dat [gemachtigde 2] de uitspraken op bezwaar heeft ontvangen nadat deze per brief van 6 mei 2015 door de belastingdienst zijn doorgestuurd naar zijn nieuwe postadres. Dit betekent dat de uitspraken op bezwaar niet later dan op 6 mei 2015 op de voorgeschreven wijze zijn bekend gemaakt. Nu vervolgens niet binnen 6 weken beroep is ingesteld, is de termijn voor het indienen van het beroepschrift overschreden.
Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb). Belanghebbende beroept zich op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding en voert daartoe aan dat de belastingdienst de uitspraken op bezwaar naar een verkeerd adres heeft gezonden en dat de belastingdienst niet eenduidig is in de adressering van poststukken die belanghebbende betreffen. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank wijst er nog op dat op het briefpapier van de indiener van de bezwaarschriften meerdere contactmogelijkheden zijn voorgedrukt, waaronder een adres en een postbusnummer. Indien zoals hier geen sprake is van een (één) opgegeven correspondentieadres is de belastingdienst niet gehouden een consistente adresseringskeuze te maken voor de toezending van de uitspraken op bezwaar.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moeten de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard.