Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3131, BRE - 16 _ 1917
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3131, BRE - 16 _ 1917
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 april 2017
- Datum publicatie
- 23 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3131
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 1917
Inhoudsindicatie
Omdat belanghebbende tegen de beschikkingen aansprakelijkstelling geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd, heeft de rechtbank het beroep in zoverre ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard m.b.t. het verzoek om uitstel van betaling.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/1917
uitspraak van 13 april 2017
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de ontvanger van 10 februari 2016 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem met dagtekening 16 april 2015 afgegeven beschikkingen tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 met de kenmerken [kenmerk 1] en [kenmerk 2] (hierna: de beschikkingen aansprakelijkstelling).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2017 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de ontvanger,
[ontvanger 1] en [ontvanger 2] .
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond voor zover het betrekking heeft op de beschikkingen aansprakelijkstelling;
- -
-
verklaart zich onbevoegd met betrekking tot het verzoek om uitstel van betaling.
2 Gronden
Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [A BV] en middellijk aandeelhouder en enig bestuurder van [B BV] (hierna: de BV’s).
Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor bepaalde aan de BV’s opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting en daarop betrekking hebbende boeten, rente en/of invorderingskosten (hierna: de naheffingsaanslagen), die niet zijn betaald. Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren ongegrond verklaard; wel zijn in dat geschrift de bedragen van de aansprakelijkstellingen (ambtshalve) verminderd.
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij terecht aansprakelijk is gesteld voor de naheffingsaanslagen. Ook is de hoogte van de naheffingsaanslagen niet in geschil. Belanghebbende heeft verder verklaard dat hij verwacht dat hij in de toekomst over voldoende geldmiddelen zal beschikken om de naheffingsaanslagen te kunnen betalen en dat zijn beroep erop is gericht om uitstel van betaling te verkrijgen tot hij over die geldmiddelen kan beschikken.
Vooraf
Belanghebbende heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Belanghebbende heeft daartoe stukken overgelegd. Gelet op de inhoud daarvan, is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden gehonoreerd (vgl. HR 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197). Het niet betalen van het griffierecht leidt daarom niet tot verzuim, als bedoeld in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Met betrekking tot de beschikkingen aansprakelijkstelling
Gelet op wat in 2.3 is vermeld heeft belanghebbende – zoals ter zitting ook geconstateerd – geen inhoudelijke gronden tegen de beschikkingen. De rechtbank heeft het beroep daarom ongegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de beschikkingen aansprakelijkstelling.
Met betrekking tot het verzoek om uitstel van betaling
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift om uitstel van betaling verzocht. Zoals ter zitting toegelicht is de rechtbank in deze procedure niet bevoegd uitstel van betaling te verlenen. De ontvanger is wel bevoegd om daarover een beslissing te nemen. Tegen een eventuele afwijzende beslissing kan administratief beroep worden ingesteld bij de directeur van de Belastingdienst. Ook heeft belanghebbende de mogelijkheid om zich rechtstreeks te wenden tot de civiele rechter. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard ter zake van voornoemd verzoek.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 13 april 2017 door mr. drs. M.H. van Schaik, voorzitter, mr. M.R.T. Pauwels en prof. mr. dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Riemens, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.