Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3232, BRE - 16 _ 378 t/m 16_386, 16_6483, 16_6484 en 16_6486
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3232, BRE - 16 _ 378 t/m 16_386, 16_6483, 16_6484 en 16_6486
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 mei 2017
- Datum publicatie
- 10 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3232
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 378 t/m 16_386, 16_6483, 16_6484 en 16_6486
Inhoudsindicatie
IB/PVV; Zvw; OB; De inspecteur is op basis van vermogensvergelijkingen tot het oordeel gekomen dat belanghebbende samen met persoon X belastbare inkomsten heeft genoten. In een uitspraak van dezelfde datum als onderhavige (zaaknummers 16/451, 16/453 tot en met 16/459, 16/524, 17/503, 17/504 en 17/505) heeft de rechtbank geoordeeld dat alle inkomsten die zijn vastgesteld aan de hand van de (gedeeltelijk gewijzigde) vermogensvergelijkingen moeten worden toegerekend aan persoon X. Overeenkomstig het standpunt van de inspecteur komen de correcties bij belanghebbende hierdoor te vervallen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/378 tot en met 16/386 en 16/6483, 16/6484 en 16/6486
uitspraak van 24 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , domicilie kiezende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de hieronder genoemde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) en naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB) en vergrijpboeten opgelegd. Gelijktijdig zijn aan belanghebbende beschikkingen heffingsrente (tot en met het jaar 2011) dan wel belastingrente (vanaf het jaar 2012) afgegeven.
Zaaknr. |
Aanslag |
Aanslagnr. |
Belasting |
Boete |
Rente |
16/378 |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2009 |
[aanslagnummer] H.97 |
€ 7.593 |
€ 3.796 |
€ 1.177 |
16/379 |
Navorderingsaanslag Zvw 2009 |
[aanslagnummer] W.97 |
€ 1.442 |
€ 721 |
€ 223 |
16/380 |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2010 |
[aanslagnummer] H.07 |
€ 11.421 |
€ 5.710 |
€ 1.745 |
16/381 |
Navorderingsaanslag Zvw 2010 |
[aanslagnummer] W.07 |
€ 1.642 |
€ 821 |
€ 250 |
16/382 |
Aanslag IB/PVV 2011 |
[aanslagnummer] H.16.01 |
€ 5.248 |
€ 2.624 |
€ 472 |
16/383 |
Aanslag Zvw 2011 |
[aanslagnummer] W.16.01.4 |
€ 1.411 |
€ 705 |
€ 127 |
16/384 |
Aanslag IB/PVV 2012 |
[aanslagnummer] H.26.01 |
€ 5.169 |
€ 2.584 |
€ 469 |
16/385 |
Aanslag Zvw 2012 |
[aanslagnummer] W.26.01.4 |
€ 1.236 |
€ 618 |
€ 112 |
16/386 |
Aanslag IB 2013 |
[aanslagnummer] H.36.01 |
€ 5.976 |
€ 2.988 |
€ 348 |
16/6483 |
Naheffingsaanslag OB 2009 |
[aanslagnummer] |
€ 6.514 |
€ 3.257 |
€ 924 |
16/6484 |
Naheffingsaanslag OB 2010/2011 |
[aanslagnummer] F.01.1507 |
€ 13.661 |
€ 6.831 |
€ 2.124 |
16/6486 |
Naheffingsaanslag OB 2012/2013 |
[aanslagnummer] F.01.3506 |
€ 15.081 |
€ 7.540 |
€ 1.204 |
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag OB over het jaar 2009 verminderd tot € 6.399 en hij heeft daarbij de vergrijpboete en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Bij brief van 21 juli 2016 is aan belanghebbende in verband hiermee een kostenvergoeding toegekend van € 244.
Bij uitspraken op bezwaar van 8 december 2015 (met betrekking tot de IB/PVV en Zvw) en van 5 augustus 2016 (met betrekking tot de OB) zijn de overige (navorderings/naheffings)aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw bij faxbericht van 18 januari 2016, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de naheffingsaanslagen OB en de daarbij toegekende kostenvergoeding bij faxbericht van 25 augustus 2016, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168.
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2017 te Breda. Voor de verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek heeft op [datum 1] 2013 een doorzoeking plaatsgevonden op het woonwagencentrum aan de [adres] te [plaats 2] waar belanghebbende op dat moment verbleef. De inspecteur heeft op grond van een informatie-uitwisseling gegevens en informatie ontvangen die zijn verzameld bij de doorzoeking.
De inspecteur heeft een onderzoek gedaan naar de fiscale verplichtingen van belanghebbende. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een eindrapport van 10 december 2014. In het eindrapport wordt ervan uitgegaan dat belanghebbende in de onderhavige jaren haar fiscale woonplaats in Nederland had en dat zij daar samen met haar zoon [de zoon] (geboren [datum 2] 2000) en de vader van haar zoon, [de vader] (geboren [datum 3] 1974, hierna: [de vader] ) een gezamenlijke (financiële) huishouding voerde. Op basis van de vermogensvergelijkingen is geconcludeerd dat belanghebbende en [de vader] inkomsten hebben genoten waarvan geen aangifte is gedaan. Daarbij heeft de inspecteur aangenomen dat die inkomsten zijn gegenereerd uit de ambulante handel in huishoudelijke goederen in Nederland. Omdat niet duidelijk was welk deel van de gezamenlijke inkomsten voor rekening van belanghebbende zijn gekomen, zijn ter behoud van rechten alle inkomsten zowel aan belanghebbende als aan [de vader] toegerekend. Naar aanleiding hiervan zijn de in 1.1 genoemde (navorderings/naheffings)aanslagen aan belanghebbende opgelegd. Tevens heeft de inspecteur de onderhavige vergrijpboeten opgelegd van 50% van de belastingbedragen die zijn opgelegd in verband met het vastgestelde negatief netto-privé.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de (navorderings/naheffings)aanslagen, de boetebeschikking en de beschikkingen heffings-/belastingrente terecht aan belanghebbende zijn opgelegd respectievelijk gegeven en niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de (navorderings/naheffings)aanslagen en beschikkingen dan wel vermindering daarvan tot nihil.
De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van de beroepen. Subsidiair concludeert de inspecteur tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging dan wel vermindering van de (navorderings/naheffings)aanslagen en beschikkingen.
4 Beoordeling van het geschil
De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur in zijn verweerschrift het standpunt heeft ingenomen dat indien de door de Belastingdienst gestelde inkomsten volledig bij [de vader] dienen te worden belast, de aan belanghebbende opgelegde (navorderings/naheffings)aanslagen en afgegeven beschikkingen dienen te worden vernietigd dan wel dienen te worden verminderd tot nihil. Ter zitting heeft de inspecteur desgevraagd aangegeven dat dit ook het geval is, indien de rechtbank van oordeel is dat de vermogensvergelijkingen gedeeltelijk moeten worden gewijzigd. Het standpunt van de inspecteur moet zo worden begrepen, zo heeft hij ter zitting bevestigd, dat indien bij de becijfering van de omvang van het inkomen van [de vader] ook de financiële gegevens op naam van belanghebbende worden meegenomen, bij belanghebbende niets belast wordt.
De rechtbank heeft op de datum van deze uitspraak eveneens uitspraak gedaan met betrekking tot de aan [de vader] opgelegde (navorderings/naheffings)aanslagen en afgegeven beschikkingen (zaaknummers 16/451, 16/453 tot en met 16/459, 16/524, 17/503, 17/504 en 17/505). Daarbij zijn alle inkomsten die zijn vastgesteld aan de hand van de (gedeeltelijk gewijzigde) vermogensvergelijkingen toegerekend aan [de vader] . Gelet op het in 4.1 genoemde standpunt van de inspecteur, zal de rechtbank daarom de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw, de naheffingsaanslagen OB, de boetebeschikkingen, de beschikkingen heffingsrente en de beschikkingen belastingrente vernietigen en de aanslagen IB/PVV en Zvw met bijbehorende beschikkingen verminderen tot nihil.
Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade van € 1.000, te voldoen door de inspecteur, in verband met overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van de bezwaren en beroepen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.