Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3691, AWB - 16 _ 2238
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3691, AWB - 16 _ 2238
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juni 2017
- Datum publicatie
- 20 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3691
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 2238
Inhoudsindicatie
Art. 20 en 20b VPB.
De verliezen over de jaren 1996 tot en met 1999 en 2002 zijn te oud om te verrekenen. De mededeling van het totaalbedrag van de verrekenbare verliezen op de aanslag is geen voor bezwaar vatbare beschikking. Aan het aanslagbiljet kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat verliesverrekening mogelijk was.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/2238
uitspraak van 15 juni 2017
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 22 februari 2016 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2013 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting berekend naar een belastbaar bedrag van € 22.632 ( [aanslagnummer] .V.36.0112) en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 539.
Zitting
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 aan deze vergoed.
2 Gronden
Belanghebbende is opgericht op 23 december 1996. Over de jaren 1996 tot en met 1999 en 2002 heeft zij verliezen geleden van in totaal € 23.925, welke zij tot het kalenderjaar 2013 niet heeft kunnen verrekenen.
Belanghebbende heeft over het jaar 2013 een aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van -/- € 203.593. Op deze aangifte heeft een correctie van € 226.225 plaatsgevonden ter zake van buitengewone lasten, waardoor het belastbaar bedrag in de aanslag vennootschapsbelasting 2013 nader is vastgesteld op € 22.632. Op de achterkant van het aanslagbiljet is (onder meer) het volgende opgenomen:
“Beschikking vaststelling verlies:
Het verlies van dit boekjaar is vastgesteld op e 0.
Het bedrag van het verlies van dit boekjaar is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Mededeling nog verrekenbare verliezen:
Het totaalbedrag van de niet verrekende verliezen bedraagt thans e 23 925. Het is opgebouwd uit verrekenbare en niet verrekenbare verliezen uit het verleden plus het (eventuele) vastgestelde verlies van dit boekjaar.
(…)
De verrekening van verliezen is gebonden aan wettelijke termijnen en voorwaarden.
Het totaalbedrag kan gelijk zijn aan het vastgestelde verlies van dit boekjaar. Deze mededeling is geen voor bezwaar vatbare beschikking”.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, waarbij hij heeft verzocht tot verrekening van het belastbaar bedrag met eerder geleden verliezen van € 23.925.
Bij uitspraak van 22 februari 2016 is de inspecteur niet tegemoet gekomen aan het bezwaar. In de uitspraak op bezwaar is (onder meer) het volgende opgenomen:
“ Beslissing op het bezwaar
Ik kom niet tegemoet aan uw bezwaar. Het gevolg hiervan is dat de aanslag ongewijzigd blijft.
(…)
Als u het niet eens bent met de wijze waarop ik uw bezwaar heb afgehandeld, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank. Echter, in dit geval kunt u alleen in beroep gaan tegen de niet-ontvankelijkheid.”
In geschil is of het bezwaar terecht is afgewezen. Meer specifiek is in geschil of de verliezen uit de jaren 1996 tot en met 1999 en 2002 – ter grootte van in totaal € 23.925 – (voor zover mogelijk) kunnen worden verrekend met de belastbare winst over het jaar 2013.
Vooraf
Uit de onder 2.3 opgenomen tekst van de uitspraak op bezwaar leidt de rechtbank af dat de inspecteur het bezwaar ongegrond heeft verklaard, maar een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing heeft opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar terecht ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende opkomt tegen de hoogte van de aanslag.
Verliesverrekening
Tussen partijen is niet in geschil dat de verliezen betrekking hebben op de jaren 1996 tot en met 1999 en 2002. Op grond van artikel 20, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2013; hierna: Wet vpb) wordt een verlies verrekend met de belastbare winsten, onderscheidenlijk de Nederlandse inkomens, van het voorafgaande jaar en de negen volgende jaren, mits het verlies door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dat in de jaren dat de verliezen zijn ontstaan deze onbeperkt in de toekomst verrekenbaar waren leidt niet tot een ander oordeel. In artikel VIII van de Wet werken aan winst is immers bepaald dat verliezen geleden tot en met 2002 nog kunnen worden verrekend tot en met boekjaren die aanvangen in 2011. Gelet hierop zijn de door belanghebbende geleden verliezen te oud om in het onderhavige jaar nog te kunnen verrekenen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stellingen van belanghebbende gebaseerd op een onjuiste lezing van artikel 20b van de Wet vpb. Op grond van het eerste lid van dit artikel wordt een verlies van een jaar (in dit geval 2013) vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het verlies van het jaar 2013, zijnde € 0, is op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld, zoals bepaald in het tweede lid van artikel 20b van de Wet vpb, en behelst een voor bezwaar vatbare beschikking. Het totaalbedrag van de nog verrekenbare verliezen wordt niet bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld, maar wordt als mededeling op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld. Uit de door belanghebbende aangehaalde arresten van de Hoge Raad van 16 december 2005, nrs. 41.587 en 41.588, ECLI:NL:HR:2005:AU8169 en ECLI:NL:HR:2005:AU8171 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat ook de mededeling dat het totaalbedrag van de nog verrekenbare verliezen moet worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit kan ook niet worden afgeleid uit artikel 20b van de Wet vpb.
Gelet op de tekst van artikel 20, tweede lid, van de Wet vpb kan een verlies worden verrekend met de belastbare winsten, mits het verlies is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Gelet op hetgeen is overwogen in onderdeel 2.8 wordt het totaalbedrag van de nog verrekenbare verliezen niet bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Dit is ook op het aanslagbiljet vermeld. Tevens is op het aanslagbiljet vermeld dat de verrekening van verliezen is gebonden aan wettelijke termijnen en voorwaarden. Gelet hierop kan belanghebbende aan de mededeling op het aanslagbiljet niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat hij het bedrag van € 23.925 (nog) kon verrekenen. Van rechtsonzekerheid is evenmin sprake.
Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft belanghebbende geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Het is de rechtbank overigens ook niet gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de belastingrente onjuist zijn toegepast.
Gelet op al het voorgaande oordeelt de rechtbank dat belanghebbende de verliezen uit de jaren 1996 tot en met 1999 en 2002 niet met de belastbare winst over het jaar 2013 kon verrekenen en dat het bezwaar terecht ongegrond is verklaard. Gelet hierop is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
In de onduidelijkheid die is gelegen in de rechtsmiddelverwijzing bij de uitspraak op bezwaar ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat de inspecteur het betaalde griffierecht moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juni 2017 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Mesman-Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.