Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3927, BRE - 16 _ 4214

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3927, BRE - 16 _ 4214

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 juni 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:3927
Zaaknummer
BRE - 16 _ 4214
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 9

Inhoudsindicatie

BRE 16/4214 tot en met 16/4216

Naheffingsaanslagen omzetbelasting, artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel A, Wet OB 1968

Nu niet in geschil is dat belanghebbende (dirigent) op basis van de wettelijke bepalingen recht heeft op toepassing van het verlaagde tarief voor zowel uitvoeringen als repetities hoeft de vraag of terugwerkende kracht moet worden toegekend aan de uitspraak van de rechtbank Haarlem niet te worden beantwoord.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 16/4214 tot en met 16/4216

uitspraak van 30 juni 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2011 onderstaande naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboeten opgelegd, alsmede bij gelijktijdige beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.

Zaaknummer

16/4214

16/4215

16/4216

Aanslagnummer

[aanslagnummer] .F.01.9501

[aanslagnummer] .F.01.8501

[aanslagnummer] .F.01.1501

Tijdvak

2008

2009

2010 tot en met 2011

Dagtekening

24 december 2013

24 december 2014

28 december 2015

Omzetbelasting

€ 3.973

€ 3.973

€ 8.281

Vergrijpboete

€ 1.986

€ 1.986

€ 4.140

Heffingsrente

€ 557

€ 569

€ 1.207

Totaal

€ 6.516

€ 6.528

€ 13.628

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 1 juli 2016 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 30 juni 2016, ontvangen bij de rechtbank op 1 juli 2016, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 168 in verband met samenhangende zaken.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2017 te Breda.

Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.

1.7.

De voorzitter heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is werkzaam als dirigent van diverse zangkoren en als zodanig is hij ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968). In de onderhavige tijdvakken heeft hij bedragen in rekening gebracht voor het dirigeren bij zowel repetities als uitvoeringen. Tussen partijen staat vast dat de repetities nauw samenhangen met en noodzakelijk zijn voor de uitvoeringen.

2.2.

Naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 oktober 2011 (ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9996) heeft belanghebbende zijn toenmalige adviseur verzocht om suppletieaangiften in te dienen over de jaren 2007 tot en met 2011. De toenmalige adviseur heeft op 3 december 2012 een bezwaarschrift ingediend tegen de op aangifte voldane omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 31 juli 2011. Bij uitspraken op bezwaar van 13 februari 2013 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De inspecteur heeft het bezwaarschrift ambtshalve beoordeeld en de verzochte vermindering niet verleend.

2.3.

Op 5 februari 2013 heeft de huidige gemachtigde suppletieaangiften ingediend over de jaren 2008 tot en met 2012. Hierop zijn teruggaven verleend. Naar aanleiding van die teruggaven heeft de inspecteur op 27 augustus 2013 een boekenonderzoek ingesteld. De inspecteur heeft dit boekenonderzoek afgerond op 9 december 2015. Als gevolg van het boekenonderzoek heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of met betrekking tot de vergoeding die belanghebbende in rekening heeft gebracht ter zake van de repetities het algemene tarief (19%) of het verlaagde tarief (6%) van toepassing is. Ter zitting is komen vast te staan dat niet in geschil is dat belanghebbende op grond van de wettelijke regeling recht heeft op toepassing van het verlaagde tarief. Het geschil spitst zich enkel toe op de vraag of aan de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 oktober 2011 terugwerkende kracht moet worden toegekend.

3.2.

Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat de opgelegde boeten moeten komen te vervallen, zodat de beroepen reeds om die reden gegrond zijn.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen.

De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen met betrekking tot de boeten en tot ongegrondverklaring van de beroepen met betrekking tot het inhoudelijke geschil aangaande de terugwerkende kracht.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing