Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3954, AWB - 15 _ 3825
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3954, AWB - 15 _ 3825
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juni 2017
- Datum publicatie
- 13 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3954
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 3825
Inhoudsindicatie
BRE 15/3825
Art. 67f en art. 30h, eerste lid, van de AWR; vergrijpboete en belastingrente
Aan belanghebbende is terecht een vergrijpboete opgelegd nu zij over de onroerendgoedtransactie(s) geen btw op aangifte heeft voldaan, terwijl zij wist dat de transactie(s) met btw belast wa(s)(ren). De rechtbank acht een boete van 25% passend en geboden, maar matigt de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn. De belastingrente is niet tot een te hoog bedrag berekend. Dat de belastingplichtigen (belanghebbende en de koper van het onroerend goed) samen niet over het gehele rentetijdvak over het btw-bedrag hebben beschikt, is in dit verband rechtens niet relevant. Geen schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/3825
uitspraak van 15 juni 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 september 2013 tot en
met 30 september 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting met dagtekening 25 oktober 2014 opgelegd van € 644.102 ( [aanslagnummer] .F.01.3501) (hierna: de naheffingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikkingen een boete vastgesteld van € 50.000 en belastingrente voor een bedrag van € 20.432 in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar van 24 april 2015 heeft de inspecteur de
naheffingsaanslag en de vergrijpboete gehandhaafd en de belastingrente verminderd tot € 6.619.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 2 juni 2015, ontvangen bij de
rechtbank op 4 juni 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. Het beroep is bij brief van 28 juli 2015 gemotiveerd.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 11 augustus 2016 heeft [de curator] de rechtbank bericht dat hij
benoemd is als curator in de faillissementen van diverse vennootschappen, waaronder vennootschappen die samen belanghebbende vormen, bij vonnis van 20 november 2015. Op 13 september 2016 heeft de curator de rechtbank bericht dat hij deze procedure niet wenst over te nemen.
Een onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gebleven.
Bij brief van 24 maart 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een
schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd. Bij brief van 1 mei 2017 is de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding staat het volgende vast:
Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
Op 10 oktober 2013 heeft belanghebbende haar aangifte omzetbelasting over het tijdvak van 1 september 2013 tot en met 30 september 2013 ingediend naar de volgende bedragen:
Verschuldigd 21% |
13.992 |
Verschuldigd 6% |
€ 6.004 |
Niet belast / 0% € 3.500.000 |
0 + |
€ 19.996 |
|
Voorbelasting |
€ 110.894 -/- |
Terug te vorderen |
€ 90.898 |
Op 14 december 2013 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar aanleiding van de in 2.2 genoemde aangifte. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat twee vennootschappen die tot belanghebbende behoren in september 2013 van een tweetal percelen gelegen te [vestingsplaats] , kadastraal bekend als gemeente [vestingsplaats] , sectie I, nummers [#1] en [#2] het recht van erfpacht en de blote eigendom hebben overgedragen aan een private investeerder (hierna: de koper) alsmede dertig appartementsrechten voor een totaalbedrag van € 3.500.000. Ter zake hiervan zijn op 25 september 2013 een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) en een akte van levering (hierna: de akte van levering) opgemaakt. Belanghebbende heeft de met deze transactie behaalde omzet in haar in 2.2 genoemde aangifte verantwoord in de rubriek 1e ‘leveringen/diensten belast met 0% of niet bij u belast’.
In de koopovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:
“ De Koopprijs bedraagt tien miljoen drie honderd duizend euro (€ 10.300.000,00), deels te vermeerderen met omzetbelasting zoals hierna in artikel 1 lid 4 is bepaald.
1. De koopprijs wordt voldaan als volgt:
ter gelegenheid van de ondertekening van de onderhavige overeenkomst wordt direct daarop volgende de (eerste) akte van levering gepasseerd en zal de Koper in het kader daarvan een som voldoen ad drie miljoen vijfhonderdduizend euro (€ 3.500.000,00), deels te vermeerderen met omzetbelasting; de koopprijs, waarvan een gedeelte, groot twee miljoen euro (€ 2.000.000,00) via de notaris ter beschikking van de Verkoper is gesteld en waarvan een gedeelte, groot een miljoen vijf honderd duizend euro (€ 1.500.000,00) door Koper wordt schuldig gebleven (…)
(…)
De koper en verkoper hebben uitdrukkelijk de intentie om een bouwterrein op te leveren als bedoeld in artikel 11 lid 4 van de Wet op de Omzetbelasting.
Het BTW bestanddeel, in één keer over een deel ad drie miljoen vijf honderd duizend, euro (€ 3.500.000,00) van de Koopprijs, door Koper aan Verkoper te voldoen, dient door Verkoper op correcte wijze te worden afgedragen casu quo verrekend met de Belastingdienst.
(…)
Kosten en belastingen
Artikel 1
(…)
2. Verkoper garandeert voor wat betreft het Gekochte te handelen als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en garandeert dat de levering plaatsvindt, vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van de eerste ingebruikneming, zodat over het daartoe in aanmerking komende gedeelte van de Koopprijs omzetbelasting verschuldigd is met betrekking tot de levering van het Gekochte.
Mocht -na overleg met de Belastingdienst- blijken dat een of meer onderdelen niet (meer) ten tijde van de betreffende levering kunnen worden beschouwd als een bouwterrein of gebouw als bedoeld in artikel 11.4 van de Wet op de Omzetbelasting, dan zullen Partijen in de leveringsakte - zo nodig - samen een optieverzoek doen als bedoeld in artikel 11 van de genoemde wet (verleggen BTW naar Koper).
3. Het daarvoor in aanmerking komende gedeelte van de Koopprijs van het Gekochte wordt met de in het voorgaande lid bedoelde omzetbelasting verhoogd;
deze omzetbelasting wordt tegelijk met de Koopprijs aan Verkoper voldaan, behoudens met betrekking tot de (eerste) akte van levering voor een koopprijs van drie miljoen vijfhonderdduizend euro (€ 3.500.000,00), waarbij in de (eerste) akte van levering bepaald zal worden dat Koper ter zake deze (eerste) akte van levering de verschuldigde omzetbelasting schuldig zal blijven aan Verkoper en deze verschuldigdheid ten gelegenheid van de (eerste) akte van levering wordt omgezet in een leenschuld van Koper aan Verkoper, over welke schuld geen interest bedongen zal worden en afgelost dient te worden zodra Koper de teruggaaf van de omzetbelasting door de belastingdienst heeft ontvangen (…)
Algemene bepalingen
(…)
Betaling en verrekening
Artikel IV
(…)
6. Als omzetbelasting verschuldigd is, draagt Verkoper er zorg voor dat aan Koper tijdig een factuur in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt afgegeven. Deze verplichting vervalt als de akte van levering aan de vereisten voldoet om als een zodanige factuur te fungeren, dan wel als de notaris door middel van de afrekening namens Verkoper een zodanige factuur met diens gegevens heeft verstrekt.
Als de verleggingsregeling als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing is, zal door de notaris in de akte van levering en/of , op de afrekeningen worden vermeld; 'omzetbelasting verlegd'.”
In de akte van levering is onder meer het volgende vermeld:
“C. LEVERING EN AANVAARDING
(…)
Voormelde bloot-eigendom, voormelde erfpacht en voormelde appartementsrechten hierna tezamen ook te noemen; 'het gekochte', welk gekochte, te weten:
voormelde kadastrale nummers [#2] en [#2] (bloot-eigendom/erfpacht) en
voormelde appartementsrechten,
een (fiscaal) bouwterrein betreft als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, (…)
E. KOOPPRIJZEN/VERREKENING DIVERSE BEDRAGEN/KWIJTING
De koopprijs bedraagt voor wat betreft de door de verkoper te leveren:
a. bloot-eigendom en erfpacht van de kadastrale percelen [#1] en [#2] , en
b. voormelde appartementsrechten (voor wat de appartementsrechten betreft, zijnde het aandeel grond),
totaal drie miljoen vijfhonderd duizend euro (€ 3.500.000.00)
Op de verkrijging van de bloot-eigendom en erfpacht van de kadastrale percelen [#1] en [#2] en de voormelde appartementsrechten is omzetbelasting verschuldigd die voor rekening is van de koper . De verschuldigde omzetbelasting is groot eenentwintig procent (21 %) over gemeld bedrag van drie miljoen vijfhonderd duizend euro (€ 3.500,000,00), zijnde een bedrag van zevenhonderdviifendertigduizend euro (€ 735.000.00) . welk laatstgemeld bedrag aan de verkoper zal worden voldaan op de hieronder bij "Kwijting en schuldig blijven bedrag' vermelde wijze.
(…)
Kwijting en schuldig blijven bedrag
(…)
2. Als gevolg van het vorenstaande verklaart de koper de omzetbelasting, zijnde zeven honderd vijf en dertig duizend euro (€ 735.000,00), bij deze schuldig te zijn aan de verkoper, die deze schuldigerkenning aanneemt, over welke schuld geen interest verschuldigd is bij onverkorte nakoming van de daartoe hierna vermelde voorwaarden:
(…)
b. Indien en zodra de bedoelde som door koper als gevolg van de teruggave zal zijn ontvangen, wordt die som per direct overgeboekt ter aflossing naar de verkoper.
(…)
Kwijting
(…) ook kwiteert de verkoper voor de ontvangst van de hiervoor genoemde bedragen, welke verschuldigd zijn voor omzetbelasting, dit om reden dat die verschuldigdheid door koper bij deze wordt omgezet in een leenschuld van de koper aan de verkoper.
Uitsplitsing koopsom
(…)
Overdrachtsbelasting/Omzetbelasting
(…)
Het gekochte is, voor wat betreft:
1. de bloot-eigendom/erfpacht van de kadastrale percelen [#1] en [#2] , én
2. de appartementsrechten,
onderdeel van een bouwterrein of gebouw als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, als gevolg waarvan de levering van rechtswege met omzetbelasting is belast.
Terzake wordt specifiek voor het thans nog bebouwde kadastraal perceel met nummer [#1] :
verwezen naar het daarom door partijen verklaarde bij de koopovereenkomst, woordelijk luidende:
[begin citaat]
" Voorts zal de Verkoper nog voor eigen rekening zorgdragen voor het tijdig bouw- en woonrijp maken van de kavel. De bestaande bebouwing is en wordt nog voor rekening en risico van verkoper gesloopt. Dit betekent dat zowel de eventuele kosten en opbrengsten in verband met de sloop aan Verkoper toekomt. De koper en verkoper hebben uitdrukkelijk de intentie om een bouwterrein op te leveren als bedoeld in artikel 11 lid 4 van de Wet op de Omzetbelasting'.
[einde citaat]”
In verband met het voornemen om een boete op te leggen, heeft er op 14 januari 2014 een schuldonderzoek door de inspecteur plaatsgevonden. Tijdens dit onderzoek is door [A] , directeur/aandeelhouder van een van de in 2.3 bedoelde vennootschappen, en [B] , administratief medewerkster, het navolgende verklaard:
[A] :
“Ik ben in mijn hoedanigheid van directeur - groot aandeelhouder eindverantwoordelijk voor het indienen van de aangiften omzetbelasting. De accountant doet controle achteraf."
"De notaris heeft gezegd dat de btw gestort moest worden, maar er was van de ontvangen twee miljoen, na betaling van de hypotheek en dergelijke, nog zes ton over dus kon de BTW niet afgedragen worden."
[B] :
"Ik hoorde voor het eerst dat de aangifte omzetbelasting niet goed was ingevuld in het telefoongesprek met [C] van de Belastingdienst/Goes. Ik heb de achterliggende stukken, zoals de verkoopovereenkomst, akte van levering en afrekening van de notaris (factuur), ontvangen in september. Ik heb niet bewust een fout gemaakt. De afspraak was met de verkoper dat er verlegd zou worden. Ik heb een zin gezien in de verkoopovereenkomst waarin sprake is van de verleggingsregeling.”
[A] :
"Op voorspraak van [D] (adviseur van de koper) is afgesproken dat de omzetbelasting verlegd zou worden. [D] zou dit regelen met de Belastingdienst in Gorinchem, maar ik vraag mij af of dit al is gebeurd. De transactie is op zeer korte termijn gesloten. Ik wilde de transactie rond hebben en ben meegegaan in het voorstel van [D] om de btw op deze wijze aan te geven. Het alternatief zou mogelijk geweest zijn dat het gehele project zou worden afgeblazen of dat er naar eén nieuwe investeerder gezocht moest worden. De noodzaak om een fiscaal-adviseur in te schakelen en/of contact op te nemen met de Belastingdienst heb ik niet noodzakelijk geacht."
Gezamenlijk: ,
"Achteraf zien we in dat er geen juiste aangifte is gedaan."
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 3 februari 2014. In het rapport heeft de inspecteur een op te leggen vergrijpboete van 50% van de verschuldigde omzetbelasting (artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: AWR) aangekondigd.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek is de naheffingsaanslag opgelegd. Het nageheven bedrag van € 644.102 is als volgt berekend: 21% van € 3.500.000 minus het op aangifte teruggevorderde bedrag van € 90.898.
Bij zijn uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de belastingrente verminderd tot een bedrag berekend over de periode 1 januari 2014 tot en met 25 april 2014, omdat de koper op 25 april 2014 een bedrag van € 735.000 aan de Belastingdienst heeft betaald.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de vergrijpboete terecht en naar het juiste bedrag is vastgesteld en of de belastingrente tot een te hoog bedrag is berekend. Het beroep richt zich niet op de naheffingsaanslag, nu deze ook volgens belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar betreffende de boete en de belastingrentebeschikking, vernietiging dan wel matiging van de vergrijpboete en vermindering van de belastingrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.