Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4021, AWB - 16 _ 6908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4021, AWB - 16 _ 6908

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 juli 2017
Datum publicatie
2 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:4021
Zaaknummer
AWB - 16 _ 6908

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting / herzieningsregeling van toepassing indien bij aanschaf het BUA is toegepast?

Bij aanschaf van een motorjacht heeft belanghebbende het BUA toegepast. Binnen vijf jaar ruilt zij het motorjacht in voor een nieuw motorjacht. Tussen partijen is in geschil of ter zake van de inruil de herzieningsregeling van toepassing is.

De rechtbank oordeelt dat de huidige tekst van de Wet OB en de Uitvoeringsbeschikking OB geen eenduidig antwoord bieden. De rechtbank zoekt aansluiting bij de tekst zoals deze gold tot 1 januari 2007 en concludeert dat de herzieningsregeling niet van toepassing is op BUA-prestaties.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/6908

uitspraak van 5 juli 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting ( [aanslagnummer] .F.01.5011) opgelegd tot een bedrag van € 14.014.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Bij afzonderlijke brief van 21 juli 2016 is het verzoek om kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 26 augustus 2016, ontvangen bij de rechtbank op 29 augustus 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft, bij behandeling door de enkelvoudige belastingkamer, plaatsgevonden op 19 april 2017 te Middelburg. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal waarvan afschriften aan partijen zijn verzonden bij brieven van 4 mei 2017.

1.7.

Bij brief van brief van 1 mei 2017 zijn partijen geïnformeerd dat de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer. Partijen hebben daarna desgevraagd verklaard dat zij geen behoefte hebben aan een nader onderzoek ter zitting.

1.8.

De rechtbank heeft, bij brieven van 3 juli 2017, aangekondigd een schriftelijke uitspraak te doen en heeft het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Haar activiteiten bestaan uit de verhuur van een [boot] met bemanning.

2.2.

In 2013 is aan belanghebbende een motorjacht geleverd (hierna: het oude jacht). De ter zake in rekening gebrachte omzetbelasting bedroeg € 251.306. Aangezien het oude jacht zowel zakelijk als voor privédoeleinden zou worden gebruikt, was in overleg met de Belastingdienst overeengekomen dat 25% van voormeld bedrag – dus € 62.826 – niet voor aftrek in aanmerking kwam op grond van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het BUA).

2.3.

Op 7 november 2014 heeft belanghebbende een nieuw motorjacht besteld (hierna: het nieuwe jacht). In januari 2015 heeft belanghebbende het oude jacht verkocht en geleverd als aanbetaling op het nieuwe jacht.

2.4.

Bij de aangifte omzetbelasting over januari 2015 heeft belanghebbende het volledige bedrag van € 206.850 aan in rekening gebrachte omzetbelasting ter zake van (de aanbetaling van) het nieuwe jacht in aftrek gebracht.

2.5.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek is aan belanghebbende de bestreden naheffingsaanslag opgelegd. De correctie van € 14.014 bestond uit:

- een correctie van 25% van de in 2.4 vermelde aftrek aan voorbelasting in verband met privégebruik van het nieuwe jacht, dus € 51.712;

- een correctie (ten voordele van belanghebbende) van € 37.698 in verband met herziening van de voorbelasting van het oude jacht vanwege de verkoop van dat jacht.

2.6.

Het in 2.5 vermelde bedrag van € 37.698 is gebaseerd op het uitgangspunt dat op grond van artikel 15, zesde lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) in verbinding met de artikelen 11, 13 en 13a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: de Uitvoeringsbeschikking) de belaste levering van het oude jacht leidt tot een herziening van de eerder niet in aftrek toegelaten voorbelasting op het oude jacht (zie 2.2) voor drie van de vijf jaar, dus 3/5 van € 62.826.

2.7.

In bezwaar heeft belanghebbende aangevoerd dat de herzieningstermijn waarin de nationale regelgeving voorziet niet in overeenstemming is met de richtlijn. Volgens belanghebbende bedraagt de herzieningstermijn vijf volle jaren na de ingebruikname van het oude jacht. Uitgaande van een ingebruikname op 16 april 2013 dient te worden herzien over de periode 31 januari 2015 tot en met 16 april 2018, en daarmee met 64,2% in plaats van 60%, aldus belanghebbende. Het bedrag aan te herziene voorbelasting is dan afgerond (64,2% van € 62.826 is) € 40.355, derhalve € 2.637 meer dan het in 2.6 vermelde bedrag van € 37.698. De naheffingsaanslag dient met dit bedrag van € 2.637 verminderd te worden, aldus belanghebbende.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. De in 2.5 vermelde correctie van € 51.712 is niet in geschil. Het gaat om de vraag of de in 2.5 vermelde correctie ten voordele van belanghebbende van € 37.698 niet te laag is. Belanghebbende meent van wel, de inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag met € 2.637 tot € 11.377.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing