Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4037, BRE - 15 _ 5749
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4037, BRE - 15 _ 5749
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 juli 2017
- Datum publicatie
- 31 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:4037
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 5749
Inhoudsindicatie
BRE 15/5749
Toeristenbelasting; artikel 2 van de Verordening toeristenbelasting.
Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag toeristenbelasting ten onrechte aan belanghebbende opgelegd. Belanghebbende is de holding van de werkmaatschappij. De werkmaatschappij exploiteert de recreatie-onderneming. Belanghebbende is niet degene die gelegenheid biedt tot verblijf. Er is geen sprake van een onjuiste tenaamstelling, maar een aanslag opgelegd aan een vennootschap die niet belastingplichtig is. Beroep gegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/5749
uitspraak van 6 juli 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere,
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag toeristenbelasting opgelegd (aanslagnummer: [###] ).
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 juli 2015, verzonden op 20 juli 2015, de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 26 augustus 2015, ontvangen bij de rechtbank op 27 augustus 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de heffingsambtenaar schriftelijk heeft gedupliceerd.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend.
Alle ingediende stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017 door een enkelvoudige kamer te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en namens de heffingsambtenaar, [H.A.] . De zaken met zaaknummers BRE 15/5748 t/m 15/5757 zijn ter zitting gezamenlijk behandeld. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift bij brief van 20 maart 2017 aan partijen is verstuurd. Abusievelijk is in het proces-verbaal bij zaaknummer BRE 15/5749 niet de naam van belanghebbende, maar van [A BV] vermeld. Het proces-verbaal moet op dit punt verbeterd worden gelezen.
De rechtbank heeft de zaken verwezen naar een meervoudige kamer. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Bij brieven van 21 april 2017 heeft de rechtbank de onderzoeken gesloten. Bij brieven van 31 mei 2017 zijn de termijnen om uitspraak te doen met zes weken verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heette tot 24 oktober 2013 [A BV] Per die datum is de naam van belanghebbende in haar huidige naam (hierna ook: de Holding) gewijzigd en is door haar een nieuwe werkmaatschappij opgericht genaamd [A BV] (de oude naam van belanghebbende) (hierna: de werkmaatschappij). Hierbij heeft belanghebbende activa en passiva ingebracht in de werkmaatschappij. Vanaf 1 november 2013 wordt de recreatie-onderneming juridisch en economisch geëxploiteerd door de werkmaatschappij. Tot die datum werd de recreatie-onderneming door belanghebbende gedreven.
De activiteiten van de recreatie-onderneming betreffen (onder meer) het exploiteren van een camping. De onderneming biedt (onder meer) vaste seizoen- en jaarplaatsen aan, die worden gebruikt voor zowel permanente als mobiele structuren.
Voor een deel van de gebruikers van de permanente structuren (stacaravans/chalets) geldt dat de gebruiker in het onderhavige jaar meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin de desbetreffende permanente structuur ter beschikking houdt (hierna: de meer-dan-90-dagen-toerist).
Op briefpapier met de koptekst ‘ [A BV] – [vestigingsplaats] ’ en met contactgegevens (zoals e-mailadres en internetpagina) van [A BV] is voor het onderhavige jaar aangifte toeristenbelasting gedaan. De brief is ondertekend door [X] , met daaronder de naam ‘ [A BV] ’. Het briefpapier vermeldt onderaan in de voettekst onder meer het kvk-nummer van belanghebbende (en niet dat van de werkmaatschappij). In de aangifte is voor de vaste seizoen- en jaarplaatsen geopteerd voor de forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing. Belanghebbende heeft daarbij ook toeristenbelasting aangegeven ter zake van het verblijf door de meer-dan-90-dagen-toeristen.
De heffingsambtenaar heeft de aanslag toeristenbelasting opgelegd conform de aangifte. De aanslag is opgelegd aan belanghebbende. De reden daarvoor is dat in de brief met de aangifte het kvk-nummer van belanghebbende is vermeld.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1) is de aanslag toeristenbelasting terecht aan belanghebbende opgelegd?
Zo ja
2) is de aanslag toeristenbelasting te hoog? Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende ook toeristenbelasting verschuldigd is ter zake van het verblijf door een meer-dan-90-dagen-toerist.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, primair, tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot vermindering van de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.