Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4055, AWB - 15 _ 1961

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4055, AWB - 15 _ 1961

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 juli 2017
Datum publicatie
27 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:4055
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1961
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 220, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 220e, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 220a

Inhoudsindicatie

OZB / artikelen 220, 220a en 220e van de Gemeentewet / dient een camping te worden aangeslagen als woning of als niet-woning? Hoe moet aandeel van de waarde van de woningdelen worden bepaald indien de beschikte WOZ-waarde lager is dan de werkelijke WOZ-waarde?

De rechtbank overweegt dat het onjuist is in een geval waarin de beschikte WOZ-waarde lager is dan de werkelijke WOZ-waarde, om, zoals belanghebbende voorstaat, de waarde van de woondelen af te zetten tegen de beschikte waarde. In zo’n geval moet de werkelijke waarde van de woondelen worden vergeleken met de werkelijke WOZ-waarde. Nu minder dan 70% van de waarde van de camping toerekenbaar is aan woondelen is terecht een aanslag voor gebruik als niet-woning is opgelegd. De aanslag wordt op grond van artikel 220e van de Gemeentewet wel verminderd met 49,03% nu dat deel van de waarde is toe te rekenen aan woondelen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/1961

uitspraak van 5 juli 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [X] ,

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van [de gemeente],

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014:

- een beschikking afgegeven waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] ( [de camping] ) te [X] (hierna: de camping) is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken op € 2.975.000;

- met die beschikking is in één geschrift een aanslag onroerende-zaakbelastingen wegens gebruik van € 4.676 (hierna: de aanslag) bekendgemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 25 februari 2015 de WOZ-beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 7 april 2015, ontvangen bij de rechtbank per fax van dezelfde datum, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Een eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden door de enkelvoudige belastingkamer op 19 oktober 2016 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te [plaats 1] (hierna: de gemachtigde) en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] , [taxateur 1] (taxateur) en [taxateur 2] RT (taxateur). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift op 24 oktober 2016 aan partijen is gezonden.

1.6.

Na de zitting hebben partijen nadere stukken ingediend, welke telkens in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Een tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden door de meervoudige belastingkamer op 6 april 2017 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, dezelfde personen als genoemd onder 1.5, met dien verstande dat de gemachtigde werd vergezeld door [taxateur 3] (taxateur). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.8.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd bij brieven van 15 mei 2017 en 27 juni 2017.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is gebruiker van de camping, welke in eigendom is van [B BV] , de 100% aandeelhoudster in belanghebbende.

2.2.

Belanghebbende heeft als gebruiker van de camping de aanslag ontvangen, waarbij de camping is aangemerkt als niet-woning.

2.3.

De camping is een [sterrencamping] met vele faciliteiten. Op de camping bevinden zich onder meer twee verwarmde openluchtzwembaden, een kleine winkelaccommodatie, een wasserette, een multi sportterrein, diverse zit- en speelterreinen en diverse sanitairgebouwen. Het perceel waarop de camping is gelegen, heeft een oppervlakte van 121.920 m2.

2.4.

De heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 29 juni 2015 door [taxateur 2] , verbonden aan [kantoor taxateur 2] te [plaats 2] . In het taxatierapport is de waarde van de camping, per waardepeildatum 1 januari 2013 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld op € 3.090.000. In het taxatierapport is de waarde van de camping bepaald door toepassing van de operationele-cashflowmethode. Daarbij is geen afzonderlijke waarde toegekend aan de opstallen op de bebouwde plaatsen op de camping.

2.5.

Belanghebbende heeft eveneens een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 29 september 2014 door [taxateur 3] , verbonden aan [kantoor taxateur 3] te [plaats 3] . In dit taxatierapport is de waarde van de camping, per waardepeildatum, vastgesteld op € 2.400.000.

2.6.

Bij brief van 17 november 2016 heeft de heffingsambtenaar drie berekeningen opgenomen van de waarde van de camping. In de derde berekening, welke uitkomt op een totale waarde van € 4.337.500, is de waarde van de aan de vaste plaatsen toerekenbare grond bepaald op € 606.800, de waarde van de chalets op € 507.500 (29 stuks maal € 17.500) en de waarde van de stacaravans op € 1.012.500 (135 stuks maal € 7.500).

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is alleen nog in geschil of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder of de camping “in hoofdzaak tot woning dient” als bedoeld in artikel 220, aanhef en letter a, in samenhang met artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet. En, zo niet, welk gedeelte van de waarde van de camping bestaat uit de waarde van woondelen in de zin van de onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) als bedoeld in artikel 220e van de Gemeentewet.

De bij beschikking vastgestelde WOZ-waarde is niet meer in geschil. Evenmin is nog in geschil dat de chalets en de stacaravans, alsmede de daaraan toe te rekenen grond, zijn aan te merken als delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden als bedoeld in artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet (hierna: woondelen).

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep voor zover dit de aanslag betreft en vernietiging van de uitspraak op bezwaar ter zake van de aanslag en van de aanslag.

3.4.

De heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het beroep voor zover dit de aanslag betreft, vernietiging van de uitspraak op bezwaar ter zake van de aanslag en vermindering van de aanslag tot € 2.383 (50,97% van € 4.676).

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing