Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:5804, BRE - 16 _ 5076
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:5804, BRE - 16 _ 5076
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 september 2017
- Datum publicatie
- 10 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:5804
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 5076
Inhoudsindicatie
Artikel 5.2 van de Wet IB 2001; forfaitaire rendementsheffing box 3 jaren 2014 en 2015. Belanghebbende bezit onder andere bank- en spaartegoeden. De rechtbank oordeelt dat de forfaitaire rendementsheffing voor de jaren 2014 en 2015 niet in strijd is met artikel 1 EP EVRM. Voorts oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een individuele buitensporige zware last bij belanghebbende. Dat het verschuldigde box 3-belastingbedrag hoger is dan het inkomen uit spaartegoeden in deze jaren, is onvoldoende, gelet op het overige inkomen en het overige vermogen, waaronder de eigen woning ter zake waarvan per saldo geen inkomstenbelasting wordt geheven. Beroepen ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/5076 en 16/5079
uitspraak van 6 september 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.016, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 36.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.487 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H.46.01).
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.614 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.266 (aanslagnummer:
[aanslagnummer] .H.56.01).
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 1 juli 2016 de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 2 augustus 2016 en 3 augustus 2016, ontvangen bij de rechtbank op 4 augustus 2016, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van tweemaal € 46.
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2017 te Breda. Een overzicht van de verschenen personen en het verhandelde ter zitting is vastgelegd in een proces-verbaal waarvan een afschrift gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is getrouwd en woont in de onderhavige jaren samen met zijn echtgenote.
Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangifte IB/PVV gedaan. Volgens de aangifte 2014 is de samenstelling van de bezittingen en de waarde daarvan op 1 januari 2014 als volgt:
- bank- en spaartegoeden € 472.208
- overige onroerende zaken € 36.000
De aangegeven rendementsgrondslag voor de bepaling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt ná aftrek van het heffingvrije vermogen € 465.930. Hiervan is € 462.180 toegerekend aan belanghebbende.
Ter zake van de eigen woning van belanghebbende (WOZ-waarde € 556.000) is per saldo geen belastbaar inkomen aangegeven als gevolg van een aftrek wegens geen eigenwoningschuld.
Volgens de aangifte 2015 is de samenstelling van de bezittingen en de waarde daarvan op 1 januari 2015 als volgt:
- bank- en spaartegoeden € 420.813
- overige onroerende zaken € 36.000
De aangegeven rendementsgrondslag voor de bepaling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt ná aftrek van het heffingvrije vermogen € 414.153. Hiervan is € 406.653 toegerekend aan belanghebbende.
Ter zake van de eigen woning van belanghebbende (WOZ-waarde € 600.000) is per saldo geen belastbaar inkomen aangegeven als gevolg van een aftrek wegens geen eigenwoningschuld.
De inspecteur heeft de aanslagen conform de aangiften opgelegd. De vastgestelde verschuldigde IB over de belastbare inkomens uit sparen en beleggen (hierna: de box 3-heffing) bedraagt € 5.546 (2014) respectievelijk € 4.879.
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren rentebaten uit de bank- en spaartegoeden genoten.
3 Geschil
In geschil is of de box 3-heffing gedeeltelijk achterwege dient te blijven wegens strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.