Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6363, AWB - 16 _ 7158
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6363, AWB - 16 _ 7158
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 28 september 2017
- Datum publicatie
- 23 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:6363
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 7158
Inhoudsindicatie
BRE 16/7160
Medische vrijstelling omzetbelasting - ontvankelijkheid beroep - artikel 26 van de AWR - artikel 6:11 van de Awb
Belanghebbende stelt dat het beroep ontvankelijk is omdat de cijfermatige uitwerking uit Apeldoorn (hierna: de Apeldoorn-uitdraai) moet worden aangemerkt als de uitspraak op bezwaar. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur in een eerdere brief onmiskenbaar heeft beslist op belanghebbendes bezwaar, zodat deze brief niet anders kan worden opgevat dan als de uitspraak op het bezwaar. Dat de Apeldoorn-uitdraai op zichzelf bezien zou kunnen worden beschouwd als een uitspraak op bezwaar, kan er niet aan afdoen dat reeds eerder uitspraak op bezwaar is gedaan en die eerdere uitspraak leidend is voor de aanvang van de beroepstermijn. Voor zover de Apeldoorn-uitdraai bij belanghebbende twijfel heeft doen rijzen over welk geschrift de uitspraak op bezwaar is, kan dit niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding aangezien niet is gesteld dat belanghebbende de Apeldoorn-uitdraai vóór het einde van de beroepstermijn heeft ontvangen. Beroep niet-ontvankelijk.
BRE 16/7158, 16/7161 tot en met 16/7164
Medische vrijstelling omzetbelasting - ontvankelijkheid beroep- ontvankelijkheid bezwaar - artikel 26 van de AWR - artikel 6:11 van de Awb - artikel 65 van de AWR
Met de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding van de beroepstermijnen verschoonbaar is omdat de Apeldoorn-uitdraaien telkens vóór het einde van de beroepstermijn zijn bekendgemaakt en twijfel hebben kunnen doen rijzen over welke geschriften de uitspraken op bezwaar zijn. Beroepen ontvankelijk.
Een aantal (acupunctuur)artsen heeft met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: VSO). Belanghebbende is acupunctuurarts en heeft de VSO niet willen ondertekenen vanwege de daarin opgenomen voorwaarde dat afstand wordt gedaan van schadevergoeding.
De rechtbank verwerpt belanghebbende stelling dat hij vanwege de VSO geen (tijdig) bezwaar hoefde te aan te tekenen. De inspecteur heeft belanghebbende met de schadevergoedingsvoorwaarde niet op onrechtmatige wijze afgehouden van het sluiten van een VSO. Uit alles wat belanghebbende heeft aangevoerd volgt niet dat er – binnen de aan de orde zijnde bezwaartermijnen – een toezegging of andere gedraging van de Belastingdienst is geweest op basis waarvan belanghebbende redelijkerwijs ervan mocht uitgaan dat geen bezwaar meer moest worden gemaakt om rechten veilig te stellen. Bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank is – gezien artikel 26, eerste lid van de AWR – onbevoegd tot kennisneming van een beroep tegen het al dan niet verlenen van een ambtshalve teruggave.
Het arrest Kühne & Heitz kan niet tot een ander oordeel leiden. Zelfs indien uit dat arrest zou volgen dat de inspecteur de verzochte teruggaven had moeten verlenen, zou dit niet de weg hebben geopend voor een toetsing door de belastingrechter (vgl. Hoge Raad 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9098).
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/7158 en 16/7160 tot en met 16/7164
uitspraak van 28 september 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen van omzetbelasting op aangiften en de naheffingsaanslag omzetbelasting met betrekking tot de volgende tijdvakken:
Zaaknummer (BRE) |
Tijdvak |
16/7158 |
eerste half jaar 2013 (naheffingsaanslag) |
16/7160 |
derde kwartaal 2013 |
16/7161 |
vierde kwartaal 2013 |
16/7162 |
eerste kwartaal 2014 |
16/7163 |
tweede kwartaal 2014 |
16/7164 |
derde kwartaal 2014 |
De inspecteur heeft de in 1.1 vermelde bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft de bezwaren vervolgens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering en heeft die verzoeken afgewezen.
Belanghebbende heeft bij fax van 1 september 2016, op diezelfde dag door de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld tegen (onder meer) de onder 1.2 vermelde beslissingen. De griffier heeft van belanghebbende éénmaal griffierecht geheven van € 168.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan bij brieven van 21 juli 2017 een afschrift aan partijen is gezonden.
Bij brief van 27 juli 2017, ontvangen door de rechtbank bij fax van dezelfde datum, heeft belanghebbende de verzoeken om schadevergoeding ingetrokken.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. Over de onderhavige tijdvakken is omzetbelasting op aangifte voldaan dan wel nageheven ter zake van door belanghebbende verrichte acupunctuurbehandelingen (hierna: de bestreden omzetbelasting).
Een tweetal belangenorganisaties van (acupunctuur)artsen heeft in de jaren 2012 tot en met 2014 overleg gevoerd met het Ministerie van Financiën over de verschuldigdheid van omzetbelasting over acupunctuurbehandelingen. Dit heeft ertoe geleid dat een aantal (acupunctuur)artsen een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) met de Belastingdienst heeft gesloten. In een tot de gedingstukken behorende concept VSO staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Partij A [Rechtbank: belastingplichtige] heeft bezwaar aangetekend tegen een voldoening op aangifte, een naheffingsaanslag dan wel een teruggaafbeschikking waarbij de medische vrijstelling van omzetbelasting niet is toegepast.
(…)
Voor de betalingen op aangifte over tijdvakken die aanvangen na het tijdvak waarvoor Partij A een bezwaarschrift heeft ingediend tot uiterlijk het moment waarop de uitkomst van de procedure onherroepelijk vaststaat, geldt het volgende. Partij A hoeft voor de in geschil zijnde diensten geen bezwaar in te dienen voor de tijdvakken die eindigen na de datum van ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst. (…) Hierbij wordt opgemerkt dat Partij A voor de bedoelde tijdvakken wel bezwaar moet maken indien zij bezwaar wenst te maken tegen zaken die niet in geschil zijn in het kader van deze Vaststellingsovereenkomst. Partij B [Rechtbank: de inspecteur] zal onder de hierna te noemen voorwaarde de [op] aangifte gedane betalingen omzetbelasting en/of naheffingsaanslagen omzetbelasting ambtshalve binnen een redelijke termijn in overeenstemming brengen met de uitkomsten van de proefprocedure. (…)
(…)
Partij A doet (…) hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente en dergelijke te vorderen, met uitzondering van een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. (…)”
Belanghebbende heeft geen VSO ondertekend.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
-
Is het beroep met betrekking tot het derde kwartaal van 2014 ontvankelijk?
-
Zijn de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard?
-
Is de inspecteur gehouden de naheffingsaanslag te verminderen en teruggaaf van de op aangiften voldane omzetbelasting te verlenen?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, tot vermindering van de naheffingsaanslag overeenkomstig het daartegen gerichte bezwaar en tot teruggaaf van de bestreden omzetbelasting voor de overige tijdvakken.
De inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met betrekking tot het derde kwartaal van 2014 en tot ongegrondverklaring van de overige beroepen.