Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6750, BRE - 15 _ 4184_4185

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6750, BRE - 15 _ 4184_4185

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 september 2017
Datum publicatie
9 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:6750
Zaaknummer
BRE - 15 _ 4184_4185
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 15

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een onroerende zaak gekocht die onder meer uit een woning bestaat. Deze aankoop heeft met vrijstelling van btw plaatsgevonden. De woning is door belanghebbende om niet aan een vereniging in beheer en in gebruik gegeven. In het jaar van aanschaf heeft belanghebbende de onroerende zaak aan de betreffende vereniging verkocht tegen schuldigerkenning van de koopsom. De datum van de (juridische) levering wordt nog door de vereniging bepaald. Vervolgens heeft belanghebbende de woning verbouwd. Ter zake van de verbouwing van de woning heeft zij omzetbelasting in aftrek gebracht. In geschil is of dat terecht was. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende de woning niet voor belaste activiteiten heeft gebruikt omdat zij aan de vereniging geen vergoeding in rekening heeft gebracht. Er is feitelijk slechts sprake van de voorfinanciering van de aankoop van de onroerende zaak ten behoeve van de vereniging. De naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn terecht aan belanghebbende opgelegd. De rechtbank matigt de (betaal)verzuimboeten wegens ‘undue delay’.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 15/4184 en BRE 15/4185

uitspraak van 20 september 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats A] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.1501) en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.2501) naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, alsmede bij beschikkingen (betaal)verzuimboeten van respectievelijk € 4.920 en € 1.508. Voorts is aan belanghebbende over de tijdvakken heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 24 april 2015 de naheffingsaanslagen en de rente- en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen per fax van 15 mei 2015, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 331.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017 te Breda. De onderhavige zaken en de zaak met nummer BRE 16/4954 van [B BV] zijn gelijktijdig op zitting behandeld. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.

1.7.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brief van 23 augustus 2017 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende, voorheen genaamd [C BV] en daarvoor [D BV] , is opgericht op [datum] 2004.

2.2.

Belanghebbende houdt zich volgens haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel bezig met het wetenschappelijk neerleggen van een geneeswijze die mensen, dieren en alles wat leeft op aarde herstelt met daarbij de aardse wetten, normen en waarden te respecteren en overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk (niet biotechnisch).

2.3.

[E] (hierna: [E] ) was enig aandeelhouder van belanghebbende in de periode [datum] 2004 tot [datum] 2012. [F] , is vanaf [datum] 2012 enig aandeelhouder van belanghebbende.

2.4.

[E] en [F] zijn gehuwd en uit dat huwelijk zijn drie kinderen geboren (hierna: het gezin).

2.5.

Op 17 oktober 2007 heeft belanghebbende een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats A] (hierna: [adres] ).

2.6.

Belanghebbende en de vereniging in oprichting [G] zijn in een ‘Principeovereenkomst’ met datum van ondertekening 18 oktober 2007, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:

‘(…)

2. [D BV] zal op verzoek van [G] het navolgende onroerend goed aan de [adres] te [plaats A] bestaande uit een woonhuis met tuin, erf, landbouwschuur en landbouwgrond aankopen ten behoeve van het doel van [G] .

3. Het onroerend goed zal na aankoop en na oprichting van [G] in licentie aan [G] worden overgedragen. Dit betekent dat het beheer en het gebruik van het onroerend goed in licentie wordt overgedragen aan [G] . Daaronder valt tevens de regie en de beslissingsbevoegdheid over de noodzakelijke renovatie, verbouwing en inrichting van het onroerend goed ten behoeve van het doel van [G] en het toekomstige beoogde gebruik ten aanzien van dit doel.

4. [G] zal er voor zorgen dat het woonhuis deugdelijk wordt gerenoveerd.

(…)

8. [D BV] zal de kosten van de renovatie en verbouwing van het onroerend goed en de herinrichting van het terrein voor [G] voorfinancieren. [D BV] verplicht zich er toe om een deugdelijke administratie van deze kosten voor [G] bij te houden en de facturen te bewaren.

9. Ingevolge de licentie aan [G] dient [G] het beheer van het onroerend goed in te vullen. [D BV] zal in opdracht van [G] het beheer ten behoeve van het doel van [G] op zich nemen.

10. [E] zal namens [D BV] als beheerder van het onroerend goed ten behoeve van het doel van [G] optreden en zal het onroerend goed bewaken en onderhouden. Indien [E] onverwacht zou komen te overlijden zal zijn echtgenote, [F] , in zijn plaats de rol van beheerster overnemen.

11. De beheerder dient zo veel mogelijk aanwezig te zijn op het onroerend goed en is verplicht om, zodra dat mogelijk is, zijn intrek te nemen in het onroerend goed om de taak als beheerder in te vullen. (…) Indien [E] ’s nachts niet aanwezig kan zijn op het onroerend goed en elders de nacht doorbrengt is hij gehouden om voor een vervanger zorg te dragen.

12. Partijen zullen over en weer dienstbaar zijn aan elkaar in natura ten behoeve van het realiseren van het doel van [G] .

13. Alle prestaties die in natura worden geleverd om dienstbaar te zijn aan het doel van [G] en waarbij invulling wordt gegeven aan het realiseren van het doel van [G] , worden tegen elkaar weggestreept.’

2.7.

Aan belanghebbende is op 28 april 2008 [adres] geleverd. [adres] bestaat uit een perceel met daarop een woning (hierna: de woning) en een landbouwschuur (hierna: de schuur). In verband met de levering van [adres] was geen omzetbelasting verschuldigd.

2.8.

Belanghebbende en de vereniging [G] (opgericht op [datum] 2008 en hierna: [G] ) zijn met betrekking tot [adres] in een ‘Licentieovereenkomst’ met datum van ondertekening 7 november 2008, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:

1. Partijen bekrachtigen hierbij alle in de principeovereenkomst van 18 oktober 2007 vastgelegde afspraken zodat deze afspraken volledig en onverkort met ingang van heden geldend zijn tussen [belanghebbende] [rechtbank: belanghebbende] en de rechtspersoon [G] .

2. Het onroerend goed aan de [adres] te [plaats A] wordt per heden in licentie overgedragen aan [G] . Dit betekent dat het beheer en het gebruik van het onroerend goed per heden in licentie wordt overgedragen aan [G] . Daaronder valt tevens de regie en de beslissingsbevoegdheid over de noodzakelijke renovatie, verbouwing en inrichting van het onroerend goed ten behoeve van het doel van [G] .

3. [G] zal ingevolge de gemaakte afspraken zorgen voor realisatie van de plannen van [G] in het onroerend goed van [belanghebbende] ten behoeve van het doel van [G] . [G] zal er derhalve voor zorgen dat het woonhuis deugdelijk wordt gerenoveerd terwijl de landbouwschuur daar waar zwakte is deugdelijk zal worden hersteld.

4. [belanghebbende] wordt per heden ingevolge de gemaakte afspraken aangesteld als beheerder voor [G] ten aanzien van het doel van [G] waarbij [E] voor [belanghebbende] zal optreden als beheerder.

5. [belanghebbende] zal de kosten van de renovatie en verbouwing van het onroerend goed alsmede de herinrichting van het terrein voor [G] voorfinancieren. [belanghebbende] verplicht zich er toe om een deugdelijke administratie van deze kosten voor [G] bij te houden en de facturen te bewaren.

6. Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de principeovereenkomst van 18 oktober 2007 welke in zijn totaliteit als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.’

2.9.

Belanghebbende heeft eveneens op 7 november 2008 [adres] aan [G] verkocht. In de koopovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

-

De koopprijs is gelijk aan de oorspronkelijke koopsom, vermeerderd met de door belanghebbende voorgefinancierde bedragen zoals die uit de administratie van belanghebbende blijken en verminderd met de door belanghebbende te ontvangen inkomsten uit huur en andere vormen van gebruik;

-

Indien leden van het gezin vóór de levering mochten zijn overleden, bedraagt de koopprijs, in afwijking van het voorgaande, € 1;

-

Over de koopsom is geen omzetbelasting verschuldigd;

-

De datum van levering zal op afroep van [G] plaatsvinden;

-

Aangezien het beheer en het gebruik van de [adres] in licentie is overgedragen aan [G] is afgezien van nadere afspraken omtrent de feitelijke levering van de [adres] aan [G] .

2.10.

Belanghebbende heeft in de onderhavige tijdvakken de woning en de schuur laten verbouwen. Ter zake van de verbouwing heeft zij omzetbelasting in aftrek gebracht.

2.11.

Volgens de gemeentelijke basisadministratie staat het gezin vanaf [datum] 2011 op [adres] ingeschreven. [E] oefende namens [G] het beheer uit over [adres] ten behoeve van de realisatie van het doel van [G] .

2.12.

In januari 2012 is de ‘ [de coöperatie] ’ (hierna: de coöperatie) opgericht. Belanghebbende, [G] en de coöperatie zijn in maart 2012 overeengekomen dat de coöperatie de rechtsverhouding van [G] ten opzichte van belanghebbende betreffende de koopovereenkomst van 7 november 2008 (zie 2.9) overneemt.

2.13.

Namens de inspecteur is op 9 augustus 2013 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over onder meer de onderhavige tijdvakken. Van het onderzoek is een rapport opgesteld met als datum 22 oktober 2013 (hierna: het rapport). Daarin heeft de inspecteur geconcludeerd dat de aan de woning toerekenbare voorbelasting op de voet van artikel 1, lid 1, onderdeel c, van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het BUA) van aftrek is uitgesloten.

Verder staat in het rapport (onderdeel 4.2) dat belanghebbende voor het jaar 2012 nog € 2.745 omzetbelasting is verschuldigd over de belaste huur, de verkoop van onder andere kolen en het privégebruik van een auto. In het rapport zijn voorts de opgelegde (betaal)verzuimboeten aangekondigd.

2.14.

De inspecteur heeft naar aanleiding van bovengenoemd boekenonderzoek de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslagen (hierna: naheffingsaanslag F.01.1501 en naheffingsaanslag F.01.2501) opgelegd alsmede bij beschikkingen de verzuimboeten en rente vastgesteld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of belanghebbende de voorbelasting ter zake van de verbouwing van de woning terecht in aftrek heeft gebracht. De in 2.13 vermelde verschuldigde omzetbelasting van € 2.745 is niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende heeft gesteld dat de woning nog niet in gebruik is genomen en zal worden gebruikt voor belaste economische activiteiten. De inspecteur heeft gesteld (i) dat geen sprake is van het gebruik van de woning voor belastbare handelingen dan wel (ii) dat de aftrek van voorbelasting is uitgesloten op grond van het BUA vanwege het privégebruik van de woning door [E] dan wel (iii) dat sprake is van vrijgestelde verhuur door belanghebbende. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van naheffingsaanslag F.01.1501, vermindering van naheffingsaanslag F.01.2501 tot € 2.745 en dienovereenkomstige wijziging van de rente- en de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing