Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-11-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6983, BRE - 16 _ 5113

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-11-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6983, BRE - 16 _ 5113

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
2 november 2017
Datum publicatie
29 november 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:6983
Zaaknummer
BRE - 16 _ 5113

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting; artikel 3.54 van de Wet IB 2001; HIR; belanghebbende heeft in 2011 boekhoudkundig een HIR afgeboekt maar verzuimd een overgroot deel van die HIR ten gunste van de winst te brengen. De HIR bestond naar het oordeel van de rechtbank door het feitelijk handelen van belanghebbende ultimo 2012 nog. De inspecteur heeft terecht in 2012 de HIR laten vrijvallen nu in dat jaar het tijdvak op grond van artikel 3.54, vijfde lid, van de Wet IB eindigt en belanghebbende tot en met het jaar 2012 een herinvesteringsvoornemen heeft gehad. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/5113

uitspraak van 2 november 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 163.649. Gelijktijdig heeft de inspecteur bij beschikking een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 5.259.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 juli 2016 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 augustus 2016, ingekomen bij de rechtbank op 8 augustus 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2017 te Breda. Een overzicht van de verschenen personen en het verhandelde ter zitting is vastgelegd in een proces-verbaal waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende houdt zich bezig met het exploiteren van onroerend goed. Ter zake van behaalde boekwinsten is een post HIR (hierna: de HIR) in de jaarstukken opgenomen.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2009 appartementsrechten verkocht. Voor de fiscale boekwinst van € 201.459 heeft belanghebbende in de aangifte Vpb 2009 een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd (hierna: de HIR 2009).

2.3.

De inspecteur heeft op 22 november 2011 een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn afboekingen op een eerder gevormde HIR op onroerend goed in Italië niet geaccepteerd. Dit betrof HIR’s die gevormd waren in de jaren 2004 en 2006 (hierna: de HIR 2004-2006). Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag Vpb 2007 opgelegd waarin hij het belastbaar bedrag heeft verhoogd met de in 2004 gevormde HIR ten bedrage van € 62.000. Tevens heeft de inspecteur naar aanleiding van dit onderzoek bij de vaststelling van de definitieve aanslag Vpb 2009 de in 2006 gevormde HIR ten bedrage van € 115.000 aan het resultaat over dat jaar toegevoegd.

2.4.

Belanghebbende heeft aangifte Vpb 2011 gedaan. Hierbij heeft belanghebbende de HIR volledig afgeboekt. Daarbij is de HIR tot een bedrag van € 24.459 ten gunste van de winst gebracht. Tevens sluit het beginsaldo van het fiscaal ondernemersvermogen niet aan bij het eindsaldo 2010. De winstreserve bedroeg ultimo 2010 € 57.773 en de HIR € 201.469 en de omvang van deze balansposten bedroeg begin 2011 respectievelijk € 303.781 en nihil. De aanslag Vpb 2011 is conform de aangifte opgelegd.

2.5.

Belanghebbende heeft aangifte Vpb 2012 gedaan naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van negatief € 13.351.

2.6

De inspecteur heeft de aangifte gecorrigeerd en de aanslag Vpb 2012 opgelegd. Hierbij heeft de inspecteur gesteld dat de HIR 2009 voor een bedrag van € 177.000 nog niet is vrijgevallen in 2011. De inspecteur heeft dit bedrag in 2012 laten vrijvallen en de aanslag Vpb 2012 opgelegd berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 163.649.

2.7.

Belanghebbende heeft in de loop van 2013 de jaarrekening 2011 opgesteld. In de loop van het jaar 2013 is het herinvesteringsvoornemen met betrekking tot de HIR 2009 verlaten.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van negatief € 13.351. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing