Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-11-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7515, AWB - 17 _ 191
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-11-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7515, AWB - 17 _ 191
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 november 2017
- Datum publicatie
- 12 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:7515
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 191
Inhoudsindicatie
17/191 en 17/193
Omzetbelasting; artikel 15 Wet op de omzetbelasting 1968.
Belanghebbende heeft als privépersoon bedragen in rekening gebracht aan zijn eenmanszaak voor de verhuur van een kantoorruimte. De op de facturen vermelde omzetbelasting is niet als voorbelasting aftrekbaar, omdat de omzetbelasting niet door een andere ondernemer in rekening is gebracht. Met betrekking tot facturen van derden heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende goederen en diensten zijn gebruikt voor belaste prestaties. De omzetbelasting hierover is daarom ten onrechte als voorbelasting in aftrek gebracht. Beroepen ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/191 en 17/193
uitspraak van 17 november 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen (met gelijktijdige boete- en rentebeschikkingen) opgelegd:
- over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een
naheffingsaanslag omzetbelasting van € 4.312, een boetebeschikking van € 431 en een beschikking heffingsrente van € 685 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.02.1501);
- over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 een
naheffingsaanslag omzetbelasting van € 18.920, een boetebeschikking van € 1.892 en een beschikking belastingrente van € 1.846 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.02.4501).
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft op 30 december 2016 per tijdvak in één geschrift uitspraak gedaan op de bezwaren van belanghebbende. De over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 nageheven belasting is verminderd tot € 3.856, de boete is verminderd tot € 385 en de verschuldigde heffingsrente is verminderd tot € 612. De over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 nageheven belasting is verminderd tot € 18.452, de boete is verminderd tot € 1.845 en de verschuldigde belastingrente is verminderd tot € 1.783.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 9 januari 2017, ontvangen bij de rechtbank op 12 januari 2017, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van éénmaal € 168.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2017 te Breda. De zaken zijn gelijktijdig behandeld. Voor het ter zitting verhandelde en de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende drijft sinds 9 maart 2010 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [A BV] . Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting en verricht in beginsel belaste prestaties. De activiteiten bestaan uit het exploiteren van een waterstoftankstation en tevens de bezorging van vleesproducten aan horecabedrijven.
In de administratie van de onderneming zijn facturen aangetroffen, waaruit blijkt dat belanghebbende als privépersoon huur in rekening heeft gebracht aan zijn eenmanszaak ter zake van de verhuur van een kantoorruimte in het pand aan [adres] te [plaats] . Dit pand is eigendom van belanghebbende. Op de betreffende facturen heeft belanghebbende omzetbelasting vermeld.
jaar |
huurbedrag per maand |
totaal omzetbelasting in aftrek gebracht |
2011 |
€ 1.000 |
€ 2.280 |
2012 |
€ 1.000 |
€ 2.340 |
2013 |
€ 1.000 |
€ 2.280 |
2014 |
€ 2.000 |
€ 0 |
De omzetbelasting ter zake van de ontvangen huursommen is door belanghebbende niet op aangifte voldaan.
De inspecteur heeft bij de onderhavige naheffingsaanslagen de in aftrek gebrachte omzetbelasting genoemd in 2.2 gecorrigeerd. De inspecteur heeft ook de in de aangiften geclaimde voorbelasting ter zake van facturen van [A] , [B] en [C] gecorrigeerd.
De naheffingsaanslagen zijn als volgt opgebouwd:
Correctiepost |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Verhuur kantoorruimte |
€ 2.280 |
€ 2.340 |
€ 2.280 |
€ 0 |
Factuur [A] |
€ 2.091 |
- |
- |
- |
Factuur [B] |
- |
€ 279 |
- |
- |
Factuur [C] |
- |
€ 319 |
- |
- |
Overige |
€ 59 -/- |
€ 1.372 |
€ 4.830 |
€ 7.500 |
Totaal |
€ 4.312 |
|
|
€ 18.920 |
De correcties genoemd onder ‘overige’ zijn niet in geschil.
In bezwaar zijn de naheffingsaanslagen verminderd naar aanleiding van een nieuwe berekening van de inspecteur.
3 Geschil
In geschil is of de inspecteur terecht de aftrek heeft gecorrigeerd van de omzetbelasting die betrekking heeft op de verhuur van kantoorruimte en de voorbelasting op de facturen van [A] , [B] en [C] . Niet in geschil is dat terecht verzuimboeten zijn opgelegd en heffings- en belastingrente in rekening is gebracht en dat de berekeningen daarvan als zodanig juist zijn.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en (primair) vernietiging van de naheffingsaanslagen en de beschikkingen dan wel (subsidiair) vermindering van de naheffingsaanslagen en de beschikkingen. De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van de beroepen en doet subsidiair een beroep op interne compensatie met betrekking tot de vermindering van de naheffingsaanslagen in de bezwaarfase.