Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:863, AWB - 15 _ 8116

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:863, AWB - 15 _ 8116

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 februari 2017
Datum publicatie
24 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:863
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8116
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 12a

Inhoudsindicatie

Artikel 12a Wet op de loonbelasting 1964

Uitgangspunt voor het bepalen van het gebruikelijk loon is de vergelijkingsmethode. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vergelijkingsmethode in casu niet kan worden toegepast, zodat aan toepassing van de afroommethode niet wordt toegekomen. De correcties met betrekking tot het gebruikelijk loon worden vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 15/8116 tot en met BRE 15/8120

uitspraak van 7 februari 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2013 onderstaande (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, alsmede bij gelijktijdige beschikkingen heffingsrente/belastingrente in rekening gebracht.

Zaaknummer

Jaar

Soort

Kenmerk

Inkomen box 1

Rente

15/8116

2009

Navordering

[aanslagnummer] .H.97

€ 151.043

€ 10.474

15/8117

2010

Navordering

[aanslagnummer] .H.07

€ 149.988

€ 6.822

15/8118

2011

Navordering

[aanslagnummer] .H.17

€ 156.734

€ 6.018

15/8119

2012

Navordering

[aanslagnummer] .H.27

€ 160.269

€ 4.164

15/8120

2013

Aanslag

[aanslagnummer] .H.36

€ 171.283

€ 2.980

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 17 december 2015, ontvangen bij de rechtbank op 21 december 2015, beroep in verband met niet tijdig beslissen ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 45.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 7 januari 2016 de (navorderings-) aanslagen gehandhaafd en tevens dwangsombeschikkingen vastgesteld.

1.4.

Belanghebbende heeft met dagtekening 15 januari 2016 aanvullende gronden ingediend. De inspecteur heeft voor elk jaar een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2016 te Breda.

Voor het ter zitting verhandelde en de aldaar verschenen personen wordt verwezen naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

1.6.

Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank van belanghebbende een fax met dagtekening 16 november 2016 ontvangen (zie ook rechtsoverweging 4.1).

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is enig aandeelhouder en directeur van [Holding] (hierna: Holding). Hij is bij deze vennootschap in dienstbetrekking en ontvangt in verband hiermee van Holding een salaris. Holding houdt alle aandelen in [A BV] Holding BV (hierna: [A BV] ) en verricht beheersactiviteiten voor deze vennootschap. [A BV] voert de directie over haar twee dochtermaatschappijen, [B BV] en [C BV] . Bij [B BV] zijn 20 werknemers in dienst.

2.2.

Met betrekking tot de beheersactiviteiten is een managementovereenkomst gesloten tussen Holding en [A BV] . In artikel 1 van deze overeenkomst is met betrekking tot het voeren van directie het volgende opgenomen.

Artikel 1 - Functie

  1. De holding vervult de functie van directeur van de vennootschap tegen een vergoeding en overige voorwaarden als hierna omschreven.

  2. Als directeur is de holding belast met de dagelijkse leiding en de totale administratie van de door de vennootschap gedreven onderneming.

  3. Als directeur heeft de holding alle rechten en verplichtingen die krachtens de Wet en de statuten van de vennootschap aan een directeur zijn toegekend, respectievelijk zijn opgelegd.

  4. De holding verplicht zich jegens de vennootschap alles te doen en na te laten wat een goed directeur behoort te doen en na te laten en staat er jegens de vennootschap voor in, dat haar directie haar gehele werkkracht en vlijt zal inzetten bij de uitoefening van de directeursfunctie.”

2.3.

Ten aanzien van de vergoeding voor de beheersactiviteiten is in artikel 3 van de managementovereenkomst het volgende overeengekomen.

Artikel 3 - Honorering

Als vergoeding voor de directievoering en administratie heeft de holding, te rekenen vanaf 1 oktober 2010, recht op:

  1. een managementvergoeding van € 150.000,- per jaar, uit te betalen in maandelijkse termijnen aan het begin van elke kalendermaand, welke vergoeding in onderling overleg tussen partijen jaarlijks op 1 oktober zal worden aangepast;

  2. een tantième, jaarlijks vast te stellen door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.”

2.4.

Over de onderhavige jaren heeft Holding een omzet van steeds € 300.000 per jaar gerealiseerd. Deze omzet bestaat uitsluitend uit de ontvangen managementvergoeding (€ 150.000) en tantième (€ 150.000) van [A BV] .

2.5.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV over de onderhavige jaren de volgende bedragen als loon opgenomen:

2009

€ 67.656

2010

€ 86.931

2011

€ 95.806

2012

€ 96.420

2013

€ 93.917

2.6.

De inspecteur heeft een boekenonderzoek bij Holding ingesteld in verband met de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting, omzetbelasting en IB/PVV over 2013. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat het salaris van belanghebbende te laag is en heeft hij met dagtekening 2 en 5 september 2015 de onderhavige (navorderings-)aanslagen opgelegd.

2.7.

Belanghebbende heeft hiertegen bij brief van 10 september 2015, ontvangen door de inspecteur op 11 september 2015, bezwaar gemaakt. Op 30 november 2015 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld en hem een termijn van twee weken gegund om alsnog uitspraken op bezwaar te doen. Op 21 december 2015 heeft belanghebbende een beroep niet tijdig beslissen ingediend en verzocht om toekenning van een dwangsom.

2.8.

Met dagtekening 7 januari 2016 heeft de inspecteur alsnog op de bezwaren van belanghebbende beslist. Hij heeft de bezwaren afgewezen en aan belanghebbende een dwangsom van € 550 per bezwaar toegekend.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:

  1. Is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt?

  2. Heeft de inspecteur het gebruikelijk loon op een te hoog bedrag vastgesteld?

  3. Heeft belanghebbende recht op integrale proceskostenvergoeding?

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de overige vragen bevestigend. De inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de overige vragen ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen en vermindering van de aanslag 2013.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.


4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing