Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:8885, C/02/329666/HA RK 17-94
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:8885, C/02/329666/HA RK 17-94
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 23 mei 2017
- Datum publicatie
- 25 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:8885
- Zaaknummer
- C/02/329666/HA RK 17-94
Inhoudsindicatie
wraking
Uitspraak
Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/329666/HA RK 17-94
Beslissing van 23 mei 2017 inzake het wrakingsverzoek, ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen verzoeker.
1 Procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- -
-
het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van de hierna te noemen zaak door de enkelvoudige belastingkamer, zitting houdende te Eindhoven, op 14 april 2017, waarin opgenomen het door verzoeker op die zitting mondeling gedane wrakingsverzoek;
- -
-
de van verzoeker op ingekomen brief van 22 april 2017, met bijlagen, en
- -
-
de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 18 mei 2017, waarbij zijn verschenen verzoeker [gewraakte rechter] , rechter in deze rechtbank. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld is de [verweerder] , verweerder in de hierna te noemen zaak, niet verschenen.
2 Het verzoek
Het verzoek strekt tot wraking van [gewraakte rechter] , voornoemd, belast met de behandeling van het door verzoeker ingediende beroepschrift met procedurenummer BRE 15/6219.
[gewraakte rechter] , verder te noemen de rechter, berust niet in het verzoek tot zijn wraking.
3 De gronden van het wrakingsverzoek
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de [verweerder] , gegeven op zijn bezwaar tegen de aan hem opgelegde definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2010.
De behandeling van het beroepschrift door de rechter heeft plaatsgevonden ter zitting van 14 april 2017, op de nevenzittingslocatie Eindhoven, althans de rechter heeft daartoe een aanvang gemaakt. Blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal is het verloop van die zitting, voor zover hier relevant, als volgt geweest.
“
Belanghebbende verklaart:
Ik heb problemen met de zittingsplaats Eindhoven. Ik heb daarvoor 500 kilometers moeten reizen. Waarom wordt mijn zaak niet in Breda behandeld? Ik vind dat mijn zaak niet serieus wordt genomen. U meneer [gewraakte rechter] heeft al eerder in mijn zaken beslist over 2005 over de intrekking van het btw-nummer. U zegt dat de intrekking geen beschikking is in de zin van de wet en dat daar geen rechtsmiddel tegen open staat. In de praktijk is daar discussie over.
Ik word niet serieus genomen hier. Ik heb er geen vertrouwen in. U presteert om mij 500 kilometers te laten rijden en vervolgens laat u mij 4 minuten wachten. De partijen van hiervoor zijn de zittingszaal om 10:15 uur uit gelopen en dan heeft u mij nog 4 minuten laten wachten. Ik laat de keuze aan u over: u laat de zaak in Breda behandelen of in Middelburg.
[verweerder] verklaart daarop:
Ik kom hier wel vaker. Over de bevoegdheid van de rechtbank: rechtbank Zeeland-West-Brabant houdt zittingen in Roermond, Eindhoven en Breda. Voor ons is dat normaal.
[verweerder] verklaart op vraag van de rechtbank om de zaak uit te stellen en in Breda te behandelen:
Deze zaak is al een keer uitgesteld en daardoor gaat het allemaal langer duren.
Belanghebbende verklaart:
(…) We hebben het over het uitstellen van de zaak. Dat de zaak al een keer is uitgesteld, is geen argument van de [verweerder] . Ik heb na twee jaar na het indienen van het
bezwaarschrift geen antwoord van de [verweerder] gekregen. Nu zegt de [verweerder]
dat de zaak zo lang heeft geduurd. Ik ben van mening dat de zaak lang heeft geduurd en dat
die vier weken er ook nog wel bij kunnen. ik loop nu naar buiten en ik hoor zo wat u
besloten heeft.
De rechtbank schorst het onderzoek ter zitting.
De rechtbank heropent het onderzoek ter zitting.
De rechtbank houdt belanghebbende het volgende voor:
U bent rijkelijk laat met uw opmerkingen over de zittingsplaats in Eindhoven. De
uitnodigingen zijn al in februari verzonden. De rechtbank ziet geen reden om de zaak uit te
stellen. De behandeling van de zaak zal doorgaan tenzij U mij wraakt.
Belanghebbende verklaart daarop:
Dan wraak ik u.
Belanghebbende verklaart op de vraag van de rechtbank wat zijn argumenten zijn:
De eerste reden is dat u de [verweerder] alle gelegenheid geeft om zo dichtbij
zitting te houden. De [verweerder] zit in [plaats] en zit het dichtstbij zonder met
belanghebbende rekening te houden.
Het tweede argument is dat de zaak zo lang heeft geduurd waarbij de reden van het
oponthoud bij de [verweerder] zit; dat in vergelijking met de [naam] . De
[naam] handelt veel sneller.
Ten derde dat u in twee eerdere zaken van mij zonder nader onderzoek tot een
beslissing bent gekomen.
/………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………../
Mijn vierde argument is dat de vorige zaak om 10:10 uur was afgelopen en u heeft
mij tot 10:20 uur laten wachten. U heeft geen respect voor mij door mij 4 minuten te laten
wachten.
Een ander belangrijk punt is dat belanghebbende van tevoren niet weet hoe
Eindhoven zou zijn. Op de monitor is te zien dat hier alleen Civielrecht wordt behandeld.
Indruk van de monitor is dat mijn zaak hier niet thuishoort. Ik laat mijn zaak niet uitspreken door een alleensprekende rechter in een kantongerecht die geen deel uit maakt van een heel team zoals in Breda. Ik zie de behandeling van de wrakingskamer tegemoet.“
Belanghebbende heeft in zijn brief van 22 april 2017 hieraan toegevoegd dat op aanwijzing van [gewraakte rechter] partijen verkeerd, namelijk op de voor de wederpartij bestemde plek, in de zittingszaal zijn geplaatst, het proces-verbaal van de zitting ten onrechte geen melding maakt van de derde namens verweerder aanwezige persoon en [gewraakte rechter] de zaak slecht had voorbereid.
Ter gelegenheid van de behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek heeft verzoeker dit nog toegelicht en daarbij onder meer aangevoerd dat het statistisch gezien geen toeval kan zijn dat de rechter ook nu weer zijn beroepszaak behandelt. Volgens klager wordt zijn wrakingsverzoek ingegeven door de optelsom van omstandigheden, zoals genoemd in het proces-verbaal van de zitting van 14 april 2017 en zijn brief van 22 april 2017.