Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:901, BRE - 16 _ 129
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:901, BRE - 16 _ 129
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 februari 2017
- Datum publicatie
- 19 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:901
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 129
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/129
uitspraak van 14 februari 2017
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 24 december 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag bijdrage Bedrijven Investeringszone [zone] Breda 2015 (hierna: de aanslag), aanslagnummer [aanslagnummer] .
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2017 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde] .
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de aanslag;
- -
-
gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan hem vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is eigenaar van een pand, gelegen aan [adres ] te Breda (hierna: het pand). De aanslag ter zake van het pand is aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende is op 20 november 2013 ter zake van het pand een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) aangegaan met [BV 1]. Belanghebbende en [BV 1] worden hierna ook wel gezamenlijk aangeduid als contractspartijen. In de huurovereenkomst staat onder punt 3.1 vermeld dat de overeenkomst is aangegaan voor de periode 1 februari 2014 tot en met 31 januari 2015.
Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat [BV 1] vanaf 29 december 2014 ingeschreven op het adres [adres ] te Breda.
In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of belanghebbende op 1 januari 2015 gebruiker was van het pand.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Experimentenwet BI-zones kan de gemeenteraad onder de naam BIZ-bijdrage een heffing instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (de zogenoemde BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt de BIZ-bijdrage geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
Op 10 november 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Breda de Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone [zone] 2012 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
In artikel 4 van de Verordening is het volgende bepaald:
“1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaar jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.”
De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de inschrijving in de basisregistratie kadaster bepalend is voor wie als gebruiker van een pand moet worden aangemerkt. Aangezien [BV 1] volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel op 1 januari 2015 niet (meer) op het adres van het pand stond ingeschreven, kan deze B.V. op die datum niet als gebruiker van het pand worden aangemerkt. Volgens het standpunt van de heffingsambtenaar is de aanslag dan, gezien het bepaalde in artikel 4, vierde lid, van de Verordening, terecht opgelegd aan belanghebbende als eigenaar van het pand.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat niet hij, maar [BV 1] op 1 januari 2015 gebruiker was van het pand. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij kopieën overgelegd van de volgende stukken:
- -
-
de huurovereenkomst;
- -
-
een brief van 25 juli 2014 van [BV 1] aan belanghebbende waarin de huurovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van een half jaar wordt opgezegd;
- -
-
een brief van 28 juli 2014 van belanghebbende aan [BV 1] waarin de opzegging van de huurovereenkomst per 1 februari 2015 wordt bevestigd;
- -
-
een factuur van 1 januari 2015 voor de huur van het pand over de maand januari 2015 op naam van [BV 1] ;
- -
-
een door beide contractspartijen ondertekende verklaring van 28 januari 2015 over de meterstanden van de nutsvoorzieningen in het pand;
- -
-
een door beide contractspartijen ondertekend inspectierapport van 28 januari 2015 over de toestand van het pand bij beëindiging van de huurovereenkomst.
Belanghebbende heeft verder onweersproken gesteld dat hij op 1 januari 2015 niet beschikte over de sleutel van het pand en dat op die datum nog roerende zaken van [BV 1] in het pand aanwezig waren.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Verordening, de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel wel een aanwijzing is voor wie als gebruiker moet worden aangemerkt, maar dat uiteindelijk leidend is wie feitelijk gebruik maakt van het pand. Op grond van al hetgeen belanghebbende heeft aangedragen (zie 2.9), is de rechtbank van oordeel dat [BV 1] op 1 januari 2015 gebruiker was van het pand. De aanslag is dan onterecht aan belanghebbende opgelegd en moet daarom worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 14 februari 2017 door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Riemens, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.