Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2559, AWB - 16 _ 10318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2559, AWB - 16 _ 10318

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 april 2018
Datum publicatie
27 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:2559
Zaaknummer
AWB - 16 _ 10318
Relevante informatie
Wet op belastingen van rechtsverkeer [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-08-2024] art. 14

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting, tarief: woning of niet?, aard kantoorpand niet gewijzigd in woning

Bezwaar tegen voldoening op aangifte van overdrachtsbelasting ter zake van de koop van een voormalig kantoorpand. De aanpassingen die door de verkoper zijn aangebracht leiden niet tot de conclusie dat de aard van het kantoorpand is gewijzigd in ‘woning’, omdat de aanpassingen niet zodanig zijn dat de onroerende zaak niet meer geschikt is voor gebruik als kantoorruimte.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/10318

uitspraak van 26 april 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 119.556 aan overdrachtsbelasting voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 november 2016 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 december 2016, ontvangen bij de rechtbank op 22 december 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. Met een brief met dagtekening 22 februari 2017 heeft belanghebbende de gronden van het beroep aangevuld.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2018 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt toegestuurd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende heeft op 10 april 2014 een overeenkomst gesloten ter verkrijging van meerdere appartementsrechten op de begane grond, de 1e, 2e, 3e en 4e verdieping en van zeven parkeerplaatsen in een pand gelegen aan [adres] te [plaats X] (hierna: het gebouw). De verkopende partij is [A] (hierna: [A]). Het gebouw is oorspronkelijk gebouwd als kantoorpand.

2.2.

De vier bovengelegen verdiepingen (hierna: de vier verdiepingen) werden oorspronkelijk door [A] gebruikt als kantoorruimte. Ten tijde van de verkoop en levering aan belanghebbende waren de vier verdiepingen niet in gebruik.

2.3.

Elk van de vier verdiepingen is onderverdeeld in afzonderlijke ruimtes, die ook afsluitbaar zijn. Enkele van deze ruimtes beschikken over een wastafel. Op de eerste verdieping bevindt zich een grote keuken met een open ruimte, die bij [A] in gebruik is geweest als kantine. Op elke verdieping is een unit met meerdere toiletruimtes aanwezig.

2.4.

Ten tijde van de verkoop aan belanghebbende was het bestemmingsplan ‘[bestemmingsplan]’ van kracht, dat in werking is getreden op 13 april 2012.

2.5.

De juridische levering heeft plaatsgevonden op 13 april 2015.

2.6.

[A] heeft in de periode tussen de verkoop en de juridische levering wijzigingen aangebracht aan de voorzieningen op elk van de vier verdiepingen. Het betreft:

-

het aanbrengen van een centrale douchegelegenheid met meerdere douches op elke verdieping, gesitueerd in/bij de unit van de toiletruimtes;

-

het plaatsen van keukenblokken in meerdere ruimtes, bestaande uit een verplaatsbare unit met twee elektrische kookplaten, een wasbak, een afvoer en stromend water (warm en koud).

De aanpassingen zijn gedaan op basis van een mondelinge overeenkomst tussen belanghebbende en [A] en zijn op kosten van [A] gedaan.

2.7.

Het gebouw als geheel vertegenwoordigt een waarde van € 1.992.600. Ter zake van de verkrijging van het gebouw is een bedrag van € 119.556 (zijnde 6% van € 1.992.600) aan overdrachtsbelasting voldaan.

2.8.

De appartementsrechten op de vier verdiepingen tezamen vertegenwoordigen een waarde van € 1.557.088.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op het – in artikel 14, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wbr) neergelegde – tarief van 2% aan overdrachtsbelasting met betrekking tot de verkrijging van de appartementsrechten op de vier verdiepingen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot teruggave van een bedrag van € 62.283,54 (zijnde 4% van € 1.557.088) en tot toekenning van een proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en de beroepsfase conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing