Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-05-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:3719, BRE - 17 _ 5718
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-05-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:3719, BRE - 17 _ 5718
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 23 mei 2018
- Datum publicatie
- 4 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:3719
- Zaaknummer
- BRE - 17 _ 5718
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelasting
Het eigen parkeerterrein van de instelling waarvoor belanghebbende vrijwilligerswerk verricht was niet bereikbaar door de Tilburgse kermis. Belanghebbende heeft, zonder parkeerbelasting te betalen, zijn auto geparkeerd in de straat tegenover het gebouw van de instelling. Op het dashboard lag het visitekaartje van belanghebbende met het logo van de instelling en zijn contactgegevens. De rechtbank is het niet met belanghebbende eens dat heffing van parkeerbelasting in strijd is met het doel van de wet. Voor coulance aan de zijde van de heffingsambtenaar zou plaats kunnen zijn maar coulance kan niet bij de rechter worden afgedwongen.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/5718
uitspraak van 23 mei 2018
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 11 augustus 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2018 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Op 28 juli 2017 omstreeks 10:21 uur stond de auto van belanghebbende, een personenauto van het merk Renault met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres] te Tilburg. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting of een geldige parkeervergunning mag worden geparkeerd.
Omdat volgens de parkeercontroleur er in de auto geen geldige parkeervergunning of geldig parkeerkaartje aanwezig was, heeft deze aan belanghebbende de bestreden naheffingsaanslag opgelegd op voormeld tijdstip.
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de auto daar heeft geparkeerd in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk voor het [A] en de niet-bereikbaarheid van de eigen parkeerplaats van het [A] vanwege de kermis in Tilburg. Het [A gebouw] ligt op de hoek van de weg waaraan de – tijdens de kermis niet toegankelijke – eigen parkeerplaats van het [A] is gelegen en de straat waarin belanghebbende de auto heeft geparkeerd, tevens de straat waar het [A] is gevestigd. De auto van belanghebbende stond voor het [A gebouw] geparkeerd met achter de voorruit geplaatst een brochure van het [A] en het visitekaartje van belanghebbende. Op het visitekaartje is naast het logo en het adres van het [A], ook de naam, functie, e-mailadres en telefoonnummer van belanghebbende gedrukt. Volgens belanghebbende wordt geen rekening gehouden met de gewijzigde omstandigheden en de totaal andere parkeersituatie in verband met de Tilburgse kermis. Op de plek waar hij met zijn auto heeft gestaan stonden nauwelijks auto’s geparkeerd waardoor niemand is gehinderd door het parkeren van zijn auto, aldus belanghebbende. Hij acht de naheffingsaanslag in overeenstemming met de letter van de wet, maar niet met doel en strekking van de wet.
Ook naar het oordeel van de rechtbank is naar de letter van de wet terecht van belanghebbende parkeerbelasting nageheven. Het doel van de parkeerbelastingen is parkeerregulering. Dit blijkt uit de aanhef van artikel 225, eerste lid van de Gemeentewet. Dat belanghebbende niet het parkeren van anderen in de weg heeft gestaan, zoals hij onweersproken heeft gesteld, neemt niet weg dat het heffen van parkeerbelasting beoogt - en geschikt is - om auto’s uit het betreffende betaald parkeergebied te weren of het aantal daarvan te minimaliseren. De gemeente heeft daarom met het opleggen van de naheffingsaanslag niet in strijd met het doel van de wet gehandeld. De omstandigheid dat de eigen parkeerplaats van het [A] niet bereikbaar was door de kermis, rechtvaardigt nog niet dat belanghebbende de auto op een parkeerplaats parkeert zonder de hiervoor op die plek verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat een beroep op overmacht evenmin zou kunnen slagen nu geen sprake is van een nood- of spoedeisende situatie die (tijdige) betaling van parkeerbelasting verhinderde. Onder deze omstandigheden heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
De rechtbank overweegt nog dat gezien de onder 2.4 vermelde omstandigheden voor coulance aan de zijde van de heffingsambtenaar plaats zou kunnen zijn. Coulance kan echter niet in rechte worden afgedwongen.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 23 mei 2018 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.