Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:4308, BRE - 17 _ 1207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:4308, BRE - 17 _ 1207

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
13 juli 2018
Datum publicatie
4 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:4308
Zaaknummer
BRE - 17 _ 1207

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting, (on)zakelijke lening, debiteurenrisico, omzetten huurvordering

De omzetting van de huurvordering in een lening (schuldvernieuwing) maakt niet dat een nieuw toetsmoment ontstaat met betrekking tot de zakelijkheid van de lening. Afwaardering van de lening ten laste van het resultaat is toegestaan.

Bijzondere omstandigheden op grond waarvan onzakelijke rekeningen-courant kunnen worden afgewaardeerd zijn niet aannemelijk geworden.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/1207

uitspraak van 13 juli 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer]V.26.0112, berekend naar een belastbaar bedrag van € 979.948 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig met de aanslag heeft de inspecteur een beschikking belastingrente vastgesteld van € 28.755.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 januari 2017 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 februari 2017, ontvangen bij de rechtbank op 21 februari 2017, pro forma beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333. Belanghebbende heeft de gronden van haar beroep bij brief van 10 maart 2017, ontvangen bij de rechtbank op 13 maart 2017, aangevuld.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2018 te Breda.

Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Vanaf 1 juli 1998 verhuurt belanghebbende (hierna ook: [belanghebbende]) een pand ([adres 1] te [plaats Y]) aan [A BV] (hierna: [A BV]). Vanaf het vierde kwartaal 2008 is [A BV] opgehouden huur te betalen. De aandelen in [A BV] werden gehouden door [B], de zoon van [C]. [C] houdt alle aandelen in belanghebbende.

2.2.

Op 20 december 2010 heeft belanghebbende de inventaris van [A BV] gekocht voor € 250.000. De boekwaarde van de inventaris bedroeg € 140.861. Belanghebbende heeft het verschuldigde bedrag middels bankoverschrijving voldaan. Sindsdien huurt [A BV] de inventaris van belanghebbende voor € 15.000 per jaar (sale-and-lease-back).

2.3.

Eind 2010 was de huurvordering opgelopen tot € 400.000. Bij overeenkomst van 31 december 2010 is deze huurvordering omgezet in een lening (hierna: de lening). Blijkens de leningsovereenkomst is een looptijd van tien jaren overeengekomen, is niet een tussentijds aflossingsschema overeengekomen en bedraagt de rente de driemaands-Euribor met een opslag van 2%-punt welke rente ten laste van de onderlinge rekening-courant wordt geboekt. Er zijn geen zekerheden bedongen en ten gunste van [A BV] is het recht overeengekomen dat de lening onder voorwaarden wordt achtergesteld op de bancaire kredieten van [A BV].

2.4.

Bij overeenkomst van 10 januari 2011 zijn belanghebbende en [A BV] een akte van pandrecht overeengekomen. In die akte is opgenomen dat het door belanghebbende bedongen pandrecht ziet op de voorraden, de inventaris en de debiteuren van [A BV] en dat het pandrecht dient ter meerdere zekerheid van de lening en de in rekening-courant ter leen verstrekte gelden. De Belastingdienst heeft de pandakte op 25 juli 2014 geregistreerd.

2.5.

Op 25 januari 2011 heeft belanghebbende een bedrag van € 25.000 in rekening-courant verstrekt aan [A BV] ter aflossing van haar rekening-courant bij de ABN Amro Bank. Als gevolg van deze aflossing kwamen zekerheden vrij die belanghebbende in de pandakte van 10 januari 2011 had bedongen. De rekening-courantovereenkomst is op 4 februari 2011 opgemaakt. Blijkens deze overeenkomst bedraagt de rente 6% per jaar over een saldo van meer dan € 17.500 en worden zekerheden op eerste vordering verstrekt.

2.6.

In 2011 heeft [D BV] (hierna: [D BV]), een 100% deelneming van belanghebbende, in rekening-courant € 100.000 geleend aan [A BV]. De rekening-courantovereenkomst is op 4 februari 2011 opgemaakt en is inhoudelijk gelijk aan de onder 2.5 vermelde rekening-courantovereenkomst. Beide rekening-couranten en de lening zoals weergegeven in 2.3 worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de vorderingen’.

2.7.

Belanghebbende vormt samen met [D BV] een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (hierna: vpb). Zij heeft op 30 april 2014 haar aangifte vpb over 2012 ingediend naar een belastbaar bedrag van € 419.979. In deze aangifte heeft zij de vorderingen ten laste van haar winst afgewaardeerd tot elk € 1 en de in rekening-courant verwerkte rente tot nihil, uitmondend in een afwaardering van in totaal € 559.969, te specificeren als volgt.

Activa

Afwaardering

Boekwaarde 31-12-2012

[belanghebbende] hoofdsom lening van € 400.000

€ 399.999

€ 1

[belanghebbende] hoofdsom rek crt van € 25.000

[belanghebbende] rentevordering lening 2011

[belanghebbende] rentevordering lening 2012

€ 24.999

€ 13.363

€ 9.832

€ 1

€ 0

€ 0

[D BV] hoofdsom rek crt van € 100.000

[D BV] rentevordering 2011

[D BV] rentevordering 2012

€ 99.000

€ 5.450

€ 6.327

€ 1

€ 0

€ 0

Totaal

€ 559.969

€ 3

2.8.

Op [datum] 2014 is [A BV] in staat van faillissement verklaard.

2.9.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur de in 2.7 weergegeven afwaarderingen niet toegestaan. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen onzakelijk zijn en derhalve niet ten laste van het resultaat kunnen worden afgewaardeerd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de inspecteur afgewezen.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de aanslag op het juiste belastbare bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of de inspecteur de afwaardering van de vorderingen terecht niet heeft toegestaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 419.979. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing