Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:4324, AWB - 16 _ 6964
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:4324, AWB - 16 _ 6964
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 juli 2018
- Datum publicatie
- 9 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:4324
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 6964
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting / medische vrijstelling, procesbelang gelegen in verzoek om schadevergoeding (artikel 8:73 van de Awb)?
Belanghebbende is arts en heeft omzetbelasting voldaan ter zake van bepaalde door hem verrichte behandelingen. Een aantal artsen heeft met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: VSO). Belanghebbende heeft de VSO niet willen ondertekenen vanwege de daarin opgenomen voorwaarde dat afstand wordt gedaan van schadevergoeding.
Ten aanzien van een viertal tijdvakken heeft de inspecteur in de bezwaarfase alsnog de gevraagde teruggaven verleend. De rechtbank oordeelt dat de betreffende beroepen niet-ontvankelijk zijn omdat in belanghebbendes verzoek om schadevergoeding geen procesbelang is gelegen. Uit artikel 8:73 van de Awb volgt dat de bestuursrechter slechts bevoegd is een schadevergoeding toe te kennen indien sprake is van een gegrond beroep. Nu reeds volledig aan het bezwaar tegemoet is gekomen, kan het beroep niet leiden tot een gegrond beroep over de inhoudelijke kwestie.
Voor het overige beslist de rechtbank conform een aantal uitspraken van de rechtbank van 6 juli 2017 (vgl. ECLI:NL:RBZWB:2017:6319 en ECLI:NL:RBZWB:2017:6368).
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers: BRE 16/6964 tot en met 16/6974
uitspraak van 16 juli 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft telkens op aangifte omzetbelasting voldaan over de volgende tijdvakken:
Zaaknummer (BRE) |
Tijdvak |
16/6964 |
eerste kwartaal 2013 |
16/6965 |
tweede kwartaal 2013 |
16/6966 |
derde kwartaal 2013 |
16/6967 |
vierde kwartaal 2013 |
16/6968 |
eerste kwartaal 2014 |
16/6969 |
tweede kwartaal 2014 |
16/6970 |
derde kwartaal 2014 |
16/6971 |
vierde kwartaal 2014 |
16/6972 |
eerste kwartaal 2015 |
16/6973 |
tweede kwartaal 2015 |
16/6974 |
derde kwartaal 2015 |
De inspecteur heeft de bezwaren gericht tegen de voldoening van omzetbelasting op aangiften over het eerste kwartaal van 2013 en over het eerste tot en met het derde kwartaal van 2015 bij uitspraken gegrond verklaard en de door belanghebbende over die kwartalen gevraagde teruggaven – telkens gelijk aan de op aangiften voldane omzetbelasting – verleend.
De inspecteur heeft de bezwaren gericht tegen de voldoening van omzetbelasting op aangiften over het tweede kwartaal van 2013 tot en met het vierde kwartaal van 2014 bij uitspraken niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft deze bezwaren mede aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering en heeft die verzoeken afgewezen.
Belanghebbende heeft bij brief van 26 augustus 2016, ontvangen door de rechtbank bij fax van dezelfde datum, beroep ingesteld tegen de onder 1.2 vermelde beslissingen. De griffier heeft van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 168.
Bij brief van 24 oktober 2017 heeft de griffier van de rechtbank aan de gemachtigde van belanghebbende gevraagd of – kort gezegd – er aanleiding is deze zaken in te trekken gelet op een eerdere procesafspraak om deze zaken aan te houden in verband met vergelijkbare zaken en gelet op het feit dat er inmiddels uitspraak is gedaan in die zaken. Bij fax van 17 november 2017 heeft de gemachtigde verzocht om uitstel van drie weken voor een reactie. Nadat daarna diverse keren is gerappelleerd, heeft de rechtbank bij brief van 20 december 2017 gemeld de procedure voort te zetten. Bij brief van 23 april 2018 heeft gemachtigde aangegeven dat hij het beroep in de onderhavige zaken niet zal intrekken, maar een uitspraak wenst.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek zijn de zaken, vanwege verwantschap met andere bij deze rechtbank aanhangige zaken, met toepassing van artikel 8:13 van de Awb, door deze rechtbank behandeld.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is arts en ondernemer voor de omzetbelasting. Belanghebbende heeft in de onderhavige tijdvakken omzetbelasting op aangifte voldaan ter zake van bepaalde door belanghebbende verrichte behandelingen (hierna: de bestreden omzetbelasting).
Een aantal belangenorganisaties van artsen heeft in de jaren 2012 tot en met 2014 overleg gevoerd met het Ministerie van Financiën over de verschuldigdheid van omzetbelasting over behandelingen als hier aan de orde. Dit heeft ertoe geleid dat een aantal artsen een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) met de Belastingdienst heeft gesloten. In een tot de gedingstukken behorende concept VSO staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Partij A [Rechtbank: belastingplichtige] heeft bezwaar aangetekend tegen een voldoening op aangifte, een naheffingsaanslag dan wel een teruggaafbeschikking waarbij de medische vrijstelling van omzetbelasting niet is toegepast.
(…)
Voor de betalingen op aangifte over tijdvakken die aanvangen na het tijdvak waarvoor Partij A een bezwaarschrift heeft ingediend tot uiterlijk het moment waarop de uitkomst van de procedure onherroepelijk vaststaat, geldt het volgende. Partij A hoeft voor de in geschil zijnde diensten geen bezwaar in te dienen voor de tijdvakken die eindigen na de datum van ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst. (…) Hierbij wordt opgemerkt dat Partij A voor de bedoelde tijdvakken wel bezwaar moet maken indien zij bezwaar wenst te maken tegen zaken die niet in geschil zijn in het kader van deze Vaststellingsovereenkomst. Partij B [Rechtbank: de inspecteur] zal onder de hierna te noemen voorwaarde de [op] aangifte gedane betalingen omzetbelasting en/of naheffingsaanslagen omzetbelasting ambtshalve binnen een redelijke termijn in overeenstemming brengen met de uitkomsten van de proefprocedure. (…)
(…)
Partij A doet (…) hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente en dergelijke te vorderen, met uitzondering van een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. (…)”
Belanghebbende heeft geen VSO ondertekend.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
-
In hoeverre zijn de beroepen ontvankelijk?
-
Zijn de termijnoverschrijdingen in de bezwaarfase verschoonbaar?
-
Is de inspecteur gehouden om ook bij niet-ontvankelijkheid van de bezwaren teruggaaf van omzetbelasting te verlenen?
-
Heeft belanghebbende recht op schadevergoeding?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.