Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:5975, AWB - 17 _ 1598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:5975, AWB - 17 _ 1598

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 oktober 2018
Datum publicatie
2 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:5975
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1598
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 16, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 27e

Inhoudsindicatie

BRE 17/1598 tot en met 17/1604

Artikel 16 AWR, artikel 27e AWR, inkomen uit onbekende bron

Belanghebbende wijst enkel op twee leningen als verklaring voor door hem gedane stortingen op zijn bankrekening en het ontbreken van uitgaven voor levensonderhoud. Nu niet aannemelijk is geworden dat deze leningen daadwerkelijk bestaan is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat belanghebbende inkomen heeft genoten uit onbekende bron. De inspecteur heeft ten onrechte rekening heeft gehouden met kosten voor rookwaren. Omdat de inspecteur geen uitspraak heeft gedaan op de bezwaren tegen de opgelegde vergrijpboeten worden deze vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/1598 tot en met 17/1604

uitspraak van 18 oktober 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , domicilie kiezende te [plaats blh] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de in 2.7 genoemde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, alsmede bij gelijktijdige beschikkingen belastingrente in rekening gebracht en vergrijpboeten opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 januari 2017 de navorderingsaanslagen en de boete- en rentebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen op 6 maart 2017 digitaal beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende, als gevolg van samenhangende zaken, eenmaal een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2018 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is in de onderhavige jaren woonachtig in Nederland. Hij is niet gehuwd en woont volgens de aangiften in de jaren 2011, 2012 en 2014 alleen. In 2013 heeft belanghebbende volgens zijn aangifte met een huisgenoot samengewoond.

2.2.

In 2011 heeft belanghebbende op een veiling het pand aan de [adres pand] te [plaats pand] gekocht. Op dit pand is een hypotheek gevestigd van € 250.500. Het werkelijk opgenomen bedrag bedraagt volgens de afrekening van de notaris € 167.000. Van dit bedrag is € 40.000 in een bouwdepot gestort. Ultimo 2015 bedraagt de restschuld € 155.292 door een aflossing van € 11.708 in 2014. De betaalde hypotheekrente, inclusief de afsluitprovisie, bedraagt volgens de aangiften IB/PVV voor de onderhavige jaren:

2011 € 4.359

2012 € 6.378

2013 € 6.530

2014 € 7.068

2.3.

In de onderhavige jaren heeft belanghebbende bij verschillende werkgevers gewerkt en over een aantal perioden een uitkering ontvangen. In de periode van 6 februari 2013 tot en met 13 juni 2013 heeft belanghebbende een damesmodezaak geëxploiteerd onder de naam ‘[modezaak]’. Tevens heeft belanghebbende in de onderhavige jaren auto’s gekocht, deze opgeknapt en weer verkocht waarbij steeds contant is afgerekend. Van deze laatste activiteit is geen administratie of iets dergelijks bijgehouden.

2.4.

Voor de jaren 2011 en 2012 heeft belanghebbende geen uitnodiging ontvangen voor het indienen van de aangifte IB/PVV. Voor de jaren 2013 en 2014 heeft hij deze uitnodiging wel ontvangen. Belanghebbende heeft over alle jaren (tijdig) een aangifte IB/PVV ingediend. Uit de ingediende aangiften blijken de volgende belastbare inkomsten uit werk en woning.

2011

2012

2013

2014

Inkomen uit dienstbetrekking

€ 20.046

€ 6.691

€ 5.402

€ 0

Inkomen uit vroegere dienstbetrekking

€ 0

€ 0

€ 3.452

€ 0

Inkomen uit eigen woning

€ 4.158 -

€ 5.058 -

€ 5.210 -

€ 5.528 -

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 15.888

€ 1.633

€ 3.644

€ 5.528 -

2.5.

De inspecteur heeft aan belanghebbende primitieve aanslagen opgelegd conform de ingediende aangiften met dagtekeningen van respectievelijk 21 juni 2014, 12 december 2014, 10 april 2015 en 20 mei 2015. Bij de primitieve aanslag IB/PVV over het jaar 2014 is tevens bij verliesbeschikking een verrekenbaar verlies vastgesteld. Als gevolg van de carry back van het verlies uit werk en woning over 2014 naar het belastbare inkomen uit werk en woning over 2011 heeft de inspecteur het inkomen uit werk en woning over 2011 bij verliesverrekeningsbeschikking van 27 mei 2015 vastgesteld op € 10.360.

2.6.

De inspecteur heeft een administratief onderzoek verricht bij belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2015. Dit onderzoek is gestart op 17 november 2015 en afgerond met de brief van 23 mei 2016 waarbij de navorderingsaanslagen zijn aangekondigd. Geconstateerd is dat diverse contante stortingen op de bankrekening van belanghebbende hebben plaatsgevonden, namelijk in 2012 tot in totaal € 14.290, in 2013 tot in totaal € 20.376, 2014 tot in totaal € 28.844 en 2015 tot in totaal € 19.725. Tevens is geconstateerd dat voor uitgaven levensmiddelen en kleding in deze jaren respectievelijk voor totaal € 384 en € 196 in 2012, € 160 en € 708 in 2013 en € 104 en € 50, en € 163 en € 0 in 2015 via de bankrekening is betaald. Dit zijn aanzienlijk lagere bedragen dan de gemiddelde bedragen die volgens de Nibud gegevens daaraan worden besteed. Ten slotte zijn aan hand van de gegevens van de RDW en van het Nibud voor een tiental auto’s uitgaven in aanmerking genomen en gerealiseerde verkoopopbrengsten geschat.

2.7.

Naar aanleiding van het administratieve onderzoek heeft de inspecteur het voor het jaar 2014 vastgestelde verlies herzien en de onderstaande navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd en bij gelijktijdige beschikkingen belastingrente in rekening gebracht en vergrijpboeten opgelegd.

Jaar

2011

2012

2013

2014

Zaaknummer

17/1598

17/1599

17/1600

17/1601

Vastgestelde inkomen uit werk en woning

€ 10.360

€ 1.633

€ 3.644

€ 5.528 -

Correctie resultaat uit overige werkzaamheden (ROW)

€ 0

€ 14.449

€ 23.226

€ 31.158

Correctie verliescompensatie

€ 5.528

€ 0

€ 0

€ 0

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 15.888

€ 16.082

€ 26.870

€ 25.630

Belastingbedrag

€ 1.780

€ 1.678

€ 6.578

€ 5.552

Belastingrente

€ 89

€ 197

€ 559

€ 250

Vergrijpboete

€ 0

€ 839

€ 3.289

€ 2.776

Tevens heeft de inspecteur aan belanghebbende onderstaande navorderingsaanslagen Zvw inclusief belastingrente opgelegd.

Jaar

2012

2013

2014

Zaaknummer

17/1602

17/1603

17/1604

Bijdrage-inkomen

€ 14.449

€ 23.226

€ 31.158

Belastingbedrag

€ 722

€ 1.312

€ 1.682

Belastingrente

€ 84

€ 111

€ 75

2.8.

Belanghebbende heeft tegen alle navorderingsaanslagen, beschikkingen belastingrente en boetebeschikkingen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft deze bezwaren afgewezen.

3 Geschil

3.1.

Ter zitting heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat de vergrijpboeten kunnen vervallen en dat de correcties ROW kunnen worden verminderd met de kosten voor rookwaren van € 520 per jaar. Tussen partijen is nog in geschil of de navorderingsaanslagen terecht en overigens naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep betreffende de navorderingsaanslag IB/PVV over 2011, gegrondverklaring van de overige beroepen, vernietiging van de overige uitspraken op bezwaar, vermindering van de navorderingsaanslagen 2012 tot en met 2014 en vernietiging van de boetenbeschikkingen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing