Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6402, AWB - 17 _ 3556
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6402, AWB - 17 _ 3556
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2018
- Datum publicatie
- 21 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:6402
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 3556
Inhoudsindicatie
Wet MRB, naheffingsaanslag en verzuimboete. Belanghebbende heeft één van zijn tot de bedrijfsvoorraad behorende auto's geparkeerd op de openbare weg zonder die auto te voorzien van het handelaarskenteken. Terecht heeft de inspecteur een naheffingsaanslag MRB opgelegd. Wat betreft de verzuimboete is geen sprake van afwezigheid van alle schuld. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/3556
uitspraak van 30 oktober 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 22 augustus 2015 tot en met 21 augustus 2016 een naheffingsaanslag ( [aanslagnummer] .Y.5.90001) motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) opgelegd, ten bedrage van € 426, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 426.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 april 2017 de naheffingsaanslag MRB en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 8 mei 2017, ontvangen bij de rechtbank op 12 mei 2017, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2018 te Eindhoven.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld door [tolk A] die als tolk heeft opgetreden en namens de inspecteur, [inspecteur A] .
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende exploiteert een autobedrijf. De werkzaamheden bestaan onder andere uit schadeherstel, reparatie en inbouw van automaterialen. Tot de bedrijfsvoorraad van het bedrijf behoort een auto, van het merk Opel, type Astra, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
Op 21 augustus 2016 om omstreeks 14.21 uur is geconstateerd dat de auto geparkeerd stond op de [Straat A] . De auto was op dat moment niet voorzien van een handelaarskenteken. Voor de auto was ook geen motorrijtuigenbelasting voldaan.
Naar aanleiding van deze constatering heeft de inspecteur op 26 januari 2017 aangekondigd voornemens te zijn een naheffingsaanslag en een verzuimboete op te leggen.
Belanghebbende heeft bij brief van 6 februari 2017 op dit voornemen gereageerd.
De inspecteur heeft met dagtekening 3 maart 2017 een naheffingsaanslag MRB over de periode 22 augustus 2015 tot en met 21 augustus 2016 van € 426 en gelijktijdig bij beschikking een verzuimboete van eveneens € 426 opgelegd.
Bij uitspraken op bezwaar van 7 april 2017 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag MRB en de boetebeschikking gehandhaafd.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.