Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6413, 17/3316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6413, 17/3316

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 november 2018
Datum publicatie
22 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:6413
Formele relaties
Zaaknummer
17/3316
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 12a, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13bis

Inhoudsindicatie

Artikel 12a Wet LB. Gebruikelijk loon. Artikel 13bis Wet LB. Bijtelling privé gebruik auto.

De rechtbank acht aannemelijk dat de directeur-grootaandeelhouder werkzaamheden verrichtte voor de Nederlandse vennootschappen, waaronder belanghebbende. De gebruikelijk loonregeling is van toepassing en het Belastingverdrag Nederland-Duitsland staat hieraan niet in de weg. Belanghebbende heeft geen inzicht gegeven in de door hem verrichte werkzaamheden voor het concern en in de verdeling daarvan tussen de verschillende Nederlandse vennootschappen en de Duitse UG. Er is geen aanleiding om af te wijken van het wettelijk bedrag. Voor een gedeeltelijke toerekening van het voordeel van het privé gebruik van de auto aan de Duitse UG is ook geen plaats. De boetes worden gematigd. Niet aannemelijk is dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet, maar grove schuld is wel aannemelijk. Het standpunt van belanghebbende is niet pleitbaar.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/3316 en 17/3317

uitspraak van 9 november 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 februari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] ) loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 18.564. Daarbij zijn bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 9.282 en € 928 aan heffingsrente (naar de rechtbank verstaat: belastingrente) in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] ) loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 29.517. Daarbij zijn bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 14.758 en € 295 aan heffingsrente (naar de rechtbank verstaat: belastingrente) in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 maart 2017 de naheffingsaanslagen, beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 26 april 2017, ontvangen bij de rechtbank op 1 mei 2017, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 333.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2018 te Breda.

Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De heer [A] (hierna: [A] ) woonde in de onderhavige jaren in Nederland en is enig aandeelhouder in en bestuurder van belanghebbende. Belanghebbende was in 2014 en 2015 op haar beurt enig aandeelhouder in en bestuurder van [BV 1] (hierna: [BV 1] ) en [BV 2] (hierna: [BV 2] ). De bedrijfsactiviteiten van het concern bestaan uit het exploiteren van een transportbedrijf in [vestigingsplaats] .

2.2.

[A] was voorts als Geschäftsführer betrokken bij [UG 1] (hierna: [UG 1] ).

2.3.

Aan [A] is vanaf 20 november 2014 een auto van het type BMW met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) ter beschikking gesteld. De auto staat op naam van [BV 1] . De cataloguswaarde van de auto bedraagt € 100.528. De auto is ook voor privé-doeleinden aan [A] ter beschikking gesteld. Er is geen rittenregistratie bijgehouden.

2.4.

Belanghebbende heeft over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 31 december 2015 geen aangiften loonheffingen gedaan.

2.5.

De inspecteur heeft op 11 januari 2016 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld, waarbij de eventuele belastingplicht voor de loonheffingen voor belanghebbende over de tijdvakken van 1 februari 2014 tot en met 31 december 2015 is beoordeeld. De bevindingen van het onderzoek heeft de inspecteur neergelegd in een rapport van 1 maart 2016. In het rapport heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende ten onrechte geen aangiften loonheffingen heeft gedaan van de bijtelling van het privé gebruik van de auto door [A] en het gebruikelijk loon van [A] . De inspecteur heeft op basis van de bevindingen van het onderzoek onder meer de volgende correcties toegepast:

2014

- Bijtelling privé gebruik auto (25% x € 100.528 x 42/365)

€ 2.891

- Gebruikelijk loon

€ 44.000

2015

- Bijtelling privé gebruik auto (25% x € 100.528)

€ 25.132

- Gebruikelijk loon

€ 44.000

2.6.

De inspecteur heeft in het rapport de naheffingsaanslagen aangekondigd en tevens medegedeeld dat hij voornemens is om vergrijpboetes van 50% ten aanzien van de correcties op te leggen.

2.7.

Een afschrift van het rapport van 1 maart 2016 is op 31 maart 2016 aan belanghebbende overhandigd.

2.8.

Gelijktijdig met de overhandiging van het rapport van het boekenonderzoek zijn overeenkomstig de bevindingen in dit rapport de naheffingsaanslagen met vergrijpboetes met dagtekening 31 maart 2016 aan belanghebbende uitgereikt.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:

1. Is terecht en tot de juiste bedragen een gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB) in aanmerking genomen?

2. Is terecht en tot de juiste bedragen bij belanghebbende een bijtelling ten aanzien van het privé gebruik van de auto in aanmerking genomen?

3. Zijn de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen opgelegd?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes; subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes. De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van de beroepen en subsidiair tot gegrondverklaring van de beroepen voor zover gericht tegen de boetebeschikkingen, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar voor zover het de boetebeschikkingen betreft en tot vermindering van de vergrijpboetes.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing