Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6631, AWB - 17 _ 677
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6631, AWB - 17 _ 677
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 november 2018
- Datum publicatie
- 8 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:6631
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2020:990
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 677
Inhoudsindicatie
Bedrijfsopvolgingsregeling Successiewet 1956; art. 35b, 35c en 35d.
Belanghebbende wil de bedrijfsopvolgingsregeling toepassen op de verkrijging van (indirecte) aandelenbelangen. De rechtbank oordeelt op grond van de wettekst en de bedoeling van de wetgever dat voor elke objectieve onderneming of een gedeelte daarvan de bezitseis van artikel 35d, eerste lid, SW afzonderlijk moet worden toegepast. Aangezien voor twee indirecte aandelenbelangen niet is voldaan aan de bezitseis kan de bedrijfsopvolgingsregeling daarop niet worden toegepast. Belanghebbendes beroep op een brede toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016, nr. 15/02845 slaagt niet. Ook de stellingen dat een van de uitzonderingen op de bezitseis van artikel 9 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting moet worden toegepast danwel dat het gelijkheidsbeginsel daartoe dwingt, volgt de rechtbank niet. Het beroep is ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/677
uitspraak van 30 november 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag schenkbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 281.020.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 februari 2017 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen op 8 februari 2017 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend. Deze pleitnota is in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2018 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak naar partijen wordt verzonden. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft de inspecteur een pleitnota ingediend. De rechtbank heeft deze pleitnota tot de stukken van het geding gerekend.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Op 15 januari 2014 heeft belanghebbende van zijn ouders, [A] en [B] , (hierna: de schenkers) alle aandelen in [A BV] (hierna: [A BV] ) geschonken gekregen. De waarde van de aandelen in [A BV] is vastgesteld op € 472.000. De schenkers hadden deze aandelen op het moment van de schenking meer dan vijf jaar in hun bezit.
Voorafgaand aan de schenking hadden de schenkers en belanghebbende onderstaande aandelenbelangen in hun bezit.
Structuurschema op 15 januari 2014:
De schenkers bezitten 100% van de aandelen in [A BV] .
[A BV] is 100% aandeelhouder van [B BV] , [C BV] en [D BV] .
[B BV] bezit 50% van de aandelen in [V.O.F. B] . Belanghebbende bezit de overige 50%.
[V.O.F. B] bezit 100% van de aandelen in [E BV]
[C BV] bezit 50% van de aandelen in [V.O.F. C] . Belanghebbende bezit de overige 50%.
[D BV] bezit 50% van de aandelen in [V.O.F. D] . Belanghebbende bezit de overige 50%.