Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6741, BER - 17 _ 3533
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6741, BER - 17 _ 3533
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 december 2018
- Datum publicatie
- 4 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:6741
- Zaaknummer
- BER - 17 _ 3533
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/3533
uitspraak van 5 december 2018
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 22 april 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking verzuimboete bij de aanslag vennootschapsbelasting 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer]V.56.0112.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018 te Maastricht. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende in de persoon van haar bestuurder [A], en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vermindert de boete tot € 1.000;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is uitgenodigd (1 maart 2016) voor het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2015 (hierna: de aangifte). Belanghebbende heeft voor het doen van de aangifte een herinnering (27 september 2016) en een aanmaning (4 november 2016) ontvangen. De uiterste datum voor het indienen van de aangifte was – na aanmaning – 18 november 2016. De aangifte is door belanghebbende zelf ingediend op 9 december 2016.
Belanghebbende heeft sinds 1995 dezelfde accountant. Zij had een geschil met deze accountant inzake verschillende nota’s van die accountant. Uit e-mailcorrespondentie van belanghebbende blijkt dat zij haar accountant om een separate offerte heeft verzocht voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2015. Het eerste voorstel voor het opstellen van de cijfers en het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2015 is ontvangen op 23 augustus 2016 voor een bedrag van € 750 (excl. btw). Dit voorstel maakte echter deel uit van een betalingsvoorstel van de accountant waarbij ook de in geschil zijnde nota’s waren betrokken. Belanghebbende voelde zich voor het blok gesteld en is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Het bedrag van € 750 (excl. btw) is herhaald in de e-mail van de accountant van 4 november 2016. Belanghebbende heeft in haar e-mail van 4 november 2016 aangegeven binnen een week te reageren. De aangifte is uiteindelijk door belanghebbende zelf ingediend.
De aanslag vennootschapsbelasting 2015 is conform de aangifte opgelegd. De verschuldigde vennootschapsbelasting over het jaar 2015 bedroeg € 0. Tegelijk met deze aanslag is tevens de beschikking verzuimboete van € 2.639 opgelegd.
Belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de beschikking verzuimboete. In de uitspraak op bezwaar is de boete verminderd tot € 1.500. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op het bezwaar.
De aangiften vennootschapsbelasting 2013 en 2014 waren eveneens te laat ingediend. De aangifte vennootschapsbelasting 2013 had uiterlijk ingediend moeten worden op 28 juli 2015 en is ingediend op 23 december 2015. De verzuimboete van € 2.639 is na bezwaar verminderd naar € 500. De aangifte vennootschapsbelasting 2014 had uiterlijk ingediend moeten worden op 13 augustus 2015 en is ingediend op 22 december 2015. De verzuimboete is vastgesteld op € 263.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of de verzuimboete terecht en tot een juist bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de feiten en omstandigheden genoemd in 2.2 afwezigheid van alle schuld (avas) opleveren.
Beoordeling van het geschil
Belanghebbende kan met vrucht een beroep doen op avas indien zij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aangifte werd gedaan (vgl. HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184).
De rechtbank stelt voorop dat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig (doen) indienen van haar aangiften. De in 2.2 genoemde feiten en omstandigheden maakten het voor belanghebbende immers niet onmogelijk om tijdig aangifte te doen. Ondanks dat sprake was van een lopend geschil met de accountant, heeft belanghebbende het erop aan laten komen dat mogelijk te laat aangifte zou worden gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende niet alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van haar te vergen zorg heeft betracht. Het beroep van belanghebbende op avas wordt daarom afgewezen.
Belanghebbende heeft in haar beroepschrift verwezen naar een uitspraak van het Hof van mei 2017. De rechtbank heeft niet vast kunnen stellen naar welke uitspraak belanghebbende verwijst omdat geen vindplaats of zaaknummer van deze uitspraak is genoemd. De rechtbank is ook geen andere jurisprudentie bekend op basis waarvan de rechtbank tot een ander oordeel zou moeten komen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de boete terecht aan belanghebbende is opgelegd. De rechtbank vindt echter voor het onderhavige geval een verzuimboete van € 1.500 te hoog. Alles afwegende acht de rechtbank een boete van € 1.000 passend en geboden.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 5 december 2018 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Wiskerke-Hovanesian, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.