Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6929, AWB - 17 _ 1548
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6929, AWB - 17 _ 1548
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 december 2018
- Datum publicatie
- 7 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:6929
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 1548
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag en verzuimboete omzetbelasting, vrijstelling bemiddelingsdiensten in aandelen, artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, van de Wet OB, artikel 135, eerste lid, aanhef, onderdeel f, van de Btw-richtlijn
Aannemelijk is dat de door belanghebbende aan haar cliënt verleende diensten bestonden uit het tegen een vergoeding zoeken naar geschikte potentiële kopers voor het aandelenpakket van deze cliënt en dat voor deze cliënt contact met deze potentiële kopers werd gelegd met als enige doel het sluiten van een verkoopovereenkomst tussen de cliënt en een van die potentiële kopers, zonder dat belanghebbende een eigen belang had bij de inhoud van die overeenkomst. De diensten beantwoorden daarmee naar het oordeel van de rechtbank aan het begrip ‘bemiddeling inzake aandelen’ in de zin van de artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, van de Wet OB en artikel 135, eerste lid, aanhef, onderdeel f, van de Btw-richtlijn (vergelijk HvJ "CSC Financial Services" en HvJ 5 juli 2012, nr. C-259/11, "DTZ Zadelhoff"). Dat belanghebbende zelf geen rechtstreeks contact heeft gehad met de uiteindelijke koper en gezamenlijk met een tweede bemiddelaar is opgetreden, maakt dat niet anders (vergelijk HvJ 21 juni 2007, C-453/05, "Volker Ludwig").
Beroep gegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/1548
uitspraak van 13 december 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 27.486 ( [aanslagnummer] .F.01.4501, hierna: de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 2.748 (10%) en € 1.401 aan rente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van
18 november 2016 de naheffing, de verzuimboete en de rente gedeeltelijk verminderd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 december 2016, ontvangen door de rechtbank Gelderland op 27 december 2016, beroep ingesteld. Bij brief van 1 maart 2017 heeft rechtbank Gelderland de door belanghebbende ingediende stukken doorgestuurd aan deze rechtbank.
Ter zake van dit beroep en het beroep van belanghebbende dat bij de rechtbank is geregistreerd onder nummer BRE 17/1549 is van belanghebbende in totaal éénmaal griffierecht geheven van € 333.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft op 26 januari 2018 een aanvulling op het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2018 te Breda.
Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Bij brief van 23 oktober 2018 heeft de rechtbank partijen bericht dat de uitspraaktermijn met zes weken is verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
[A] is enig bestuurder van belanghebbende.
[B] (hierna: [B] ) bezit aandelen in de in Zwitserland gevestigde onderneming [X] (hierna: de aandelen).
Op 29 juli 2014 heeft belanghebbende een factuur aan [B] uitgereikt met een te betalen bedrag van € 91.000 (hierna: de factuur). Op de factuur staat - voor zover hier van belang - vermeld:
"Vermittlungsfee verkauf [X] € 91,000.00
(…) (…)
VAT 0% € -
Total amount € 91,000.00".
Belanghebbende heeft het factuurbedrag niet in een aangifte omzetbelasting aangegeven en daarover geen omzetbelasting voldaan.
Op 7 oktober 2015 is bij belanghebbende een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting voor de tijdvakken 2010 tot en met 2014. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 11 februari 2016 (hierna: het rapport). In onderdeel 3.3.3 van het rapport staat onder meer:
"(...) Tijdens een gesprek op 16 december 2015 (...) heeft [A] als volgt toegelicht: [B] had een minderheidsbelang in de Zwitserse vennootschap. [A] heeft ervoor gezorgd dat er een Zwitserse accountant werd belast met de verkoop van de aandelen (...). Dat is [Y] geworden. Er is dus volgens [A] bemiddeld tussen de aandeelhouder(s) en de accountant die (uiteindelijk) de verkoop van de aandelen voor zijn rekening zou nemen.
(...)
De correctie 2014 bedraagt € 91.000 x 21/121 = € 15.793 (...)"
Naar aanleiding van het rapport heeft de inspecteur de bestreden naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd voor onder meer de in 2.5 vermelde correctie.
In een aan [A] gerichte e-mail van 9 augustus 2016 schrijft [B] :
"(...) Ik heb met jou in Februari 2012 gesproken dat er van meerdere kanten interesse was in [X] .
Om dergelijke belangstelling en een traject van mogelijke verkoop goed te managen heb ik jou gevraagd daarbij te ondersteunen (...).
Op het vliegveld van Zurich hebben [naam] [rb: de andere aandeelhouder van [X] ] en ik toen - mondeling- afgesproken dat jij zou bemiddelen bij het proces tegen een vastgelegde vergoeding.
Dientengevolge heeft er betaling aan " [belanghebbende] " plaatsgevonden.
De aandelen van [naam] en [B] zijn in juli 2014 verkocht aan [Holding AG] te [plaats 2] (...)."
De overeenkomst waarnaar deze e-mail verwijst is niet schriftelijk vastgelegd.
Bij de uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag, boete en rente verminderd tot bedragen die als volgt zijn opgebouwd:
Correctie omzetbelasting aansluitingsverschil |
-/- € 455 |
Naheffing oninbare debiteuren |
€ 0 |
Naheffing factuur / geen bemiddeling |
+ € 15.793 |
Totaal naheffing |
€ 15.338 |
Verzuimboete (10%) |
€ 1.533 |
Rente |
€ 782 |
3 Geschil
In geschil is of de aan [B] verleende diensten (hierna: de diensten aan [B] ) kwalificeren als van omzetbelasting vrijgestelde bemiddelingsdiensten in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, van de Wet omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de rentebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.