Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:7096, BRE 17 _ 3749 t/m 17 _ 3753
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:7096, BRE 17 _ 3749 t/m 17 _ 3753
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 december 2018
- Datum publicatie
- 3 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:7096
- Zaaknummer
- BRE 17 _ 3749 t/m 17 _ 3753
Inhoudsindicatie
Artikel 26b en 28 Wet LB. Anoniementarief. Artikel 67g, tweede lid, AWR. Mededelingsplicht boete.
Het anoniementarief moet worden toegepast in het geval waarin de inhoudingsplichtige haar administratieverplichtingen voor de loonheffingen niet in acht neemt, ook als deze langs andere weg, uit eerdere ondernemingen, van de naam, adres en woonplaats van de werknemer op de hoogte is. Elke onderneming dient namelijk aan haar (eigen) administratieverplichtingen te voldoen. Geen strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en doel en strekking van de wet. De boetes wegens grove schuld worden met 10% gematigd, omdat niet volledig is voldaan aan de mededelingsplicht. De boetes worden verder gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/3749 tot en met 17/3753
uitspraak van 21 december 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de volgende tijdvakken naheffingsaanslagen loonheffingen (hierna ook aangeduid als: LH) opgelegd, alsmede bij beschikking heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht en boetes opgelegd:
Tijdvak |
Aanslagnummer [aanslagnummer] . |
Zaak-nummer |
Verschuldigde LH |
Boete |
Heffingsrente/ belastingrente |
01-01-2011 – 31-12-2011 |
A.01.150.0 |
17/3749 |
€ 78.332 |
€ 19.870 |
€ 13.170 |
01-01-2012 – 31-12-2012 |
A.01.250.0 |
17/3750 |
€ 94.708 |
€ 26.907 |
€ 13.716 |
01-01-2013 – 31-12-2013 |
A.01.350.0 |
17/3751 |
€ 75.175 |
€ 23.399 |
€ 8.640 |
01-01-2014 – 31-12-2014 |
A.01.450.0 |
17/3752 |
€ 97.286 |
€ 31.749 |
€ 7.534 |
01-01-2015 – 31-12-2015 |
A.01.550.0 |
17/3753 |
€ 108.734 |
€ 35.231 |
€ 4.071 |
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 14 april 2017 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij fax van 24 mei 2017, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde datum, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft met dagtekening 25 september 2018 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2018 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, dat op 3 oktober 2018 in afschrift aan partijen is verzonden. De door de inspecteur ter zitting overgelegde stukken zijn in afschrift verzonden aan de wederpartij.
Belanghebbende heeft vóór de tweede zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2018 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
De activiteiten van belanghebbende bestaan voornamelijk uit de verkoop van garagepoorten en toebehoren. Uiteindelijk gerechtigden tot de aandelen in belanghebbende zijn [A] en [B], beiden voor 50%. Bestuurder van belanghebbende is [C] (hierna: [C]). De activiteiten van belanghebbende komen voort uit eerdere ondernemingen van [C]. Deze ondernemingen zijn destijds gefailleerd.
Belanghebbende had in de onderhavige jaren het volgende aantal werknemers in dienst:
2011: |
12 personen |
2012: |
12 personen |
2013: |
7 personen |
2014: |
6 personen |
2015: |
6 personen |
De inspecteur heeft op 2 februari 2016 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder meer de aangiften loonheffingen over de jaren 2011 tot en met 2014. Dit onderzoek is vervolgens uitgebreid naar de aangiften loonheffingen voor de tijdvakken gelegen in het jaar 2015. De bevindingen van het onderzoek heeft de inspecteur neergelegd in een rapport van 17 oktober 2016. De inspecteur heeft onder meer geconstateerd dat van alle werknemers de opgave van gegevens van belang voor de loonheffingen niet voorhanden waren. Daarnaast is geconstateerd dat van drie werknemers, te weten [D], [E] en [F], de kopieën van de identiteitsbewijzen ontbraken. Op basis van het voorgaande heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende het zogenoemde anoniementarief van 52% had moeten toepassen. De inspecteur heeft in het rapport belanghebbende de verplichting opgelegd om correctieberichten in te dienen en tevens medegedeeld dat hij voornemens is om vergrijpboetes van 25% over de hiervoor genoemde correcties op te leggen. Tevens is meegedeeld dat indien belanghebbende niet binnen drie maanden stappen onderneemt om de loonheffingen te verhalen op de werknemers een gebruteerde naheffingsaanslag loonheffingen zal worden opgelegd.
Bij brief van 1 november 2016 heeft de inspecteur aangekondigd dat, in tegenstelling tot hetgeen in het rapport is vermeld, geen correctieverplichtingen loonheffingen zullen worden opgelegd, maar direct naheffingsaanslagen loonheffingen.
De naheffingsaanslagen, berekend naar enkelvoudig tarief, en vergrijpboetes zijn met dagtekening 23 november 2016 overeenkomstig de bevindingen in het rapport van het boekenonderzoek opgelegd.
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslagen onder meer het volgende geschreven:
“Namens belanghebbende wordt bezwaar gemaakt nu de beslissing uitgaat van feitelijke onjuistheden en/of zijn de beginselen van behoorlijk bestuur geschonden.
(…)
Ik verzoek u ook om een termijn voor het indienen van nadere gronden.”
De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 18 januari 2017 en nogmaals bij brief van 17 maart 2017 verzocht om de gronden van de bezwaren toe te sturen. Nadat de inspecteur binnen de door hem gestelde termijn geen reactie heeft ontvangen, heeft hij bij uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft in beroep kopieën van identiteitsbewijzen van [E] en [F] overgelegd, die geldig waren in de in geschil zijnde periode. De overige gegevens, waarvan in het controlerapport is geconstateerd dat deze ontbreken, zijn niet beschikbaar. Deze gegevens zijn ook niet beschikbaar uit de administraties van de onder 2.1 genoemde eerder gedreven ondernemingen.
Ter zitting heeft de inspecteur de nageheven loonheffingen en de vergrijpboetes voor zover deze samenhangen met toepassing van het anoniementarief nader gespecificeerd. Van de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen houden de volgende bedragen verband met toepassing van het anoniementarief:
Tijdvak |
Verschuldigde LH |
Boete |
01-01-2011 – 31-12-2011 |
€ 72.368 |
€ 18.092 |
01-01-2012 – 31-12-2012 |
€ 69.085 |
€ 17.271 |
01-01-2013 – 31-12-2013 |
€ 41.173 |
€ 10.293 |
01-01-2014 – 31-12-2014 |
€ 44.303 |
€ 11.076 |
01-01-2015 – 31-12-2015 |
€ 51.711 |
€ 12.928 |
3 Geschil
Na wisseling van de stukken en hetgeen ter zittingen is aangevoerd, zijn de antwoorden op de volgende vragen nog in geschil:
1. Zijn de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd? Meer specifiek is in geschil of het anoniementarief terecht is toegepast.
2. Zijn de boetes terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Tussen partijen is de berekening van de naheffingsaanslagen en de boetes niet in geschil. Partijen zijn het erover eens dat als belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, de naheffingsaanslagen en boetes moeten worden verminderd met de onder 2.9 genoemde bedragen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en tijdens de twee zittingen.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot ongegrondverklaring van de bezwaren.