Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-02-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:916, BRE - 17 _ 51

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-02-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:916, BRE - 17 _ 51

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
13 februari 2018
Datum publicatie
21 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:916
Zaaknummer
BRE - 17 _ 51
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 7.8

Inhoudsindicatie

Art. 7.8 IB; kwalificerende buitenlandse belastingplichtige; inkomensverklaring; niet voldaan aan stelplicht.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/51

uitspraak van 13 februari 2018

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (België),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 5 december 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.764 (aanslagnummer [aanslagnummer].H56.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2018. Belanghebbende is met kennisgeving vooraf niet ter zitting verschenen. Hiervan in kennis gesteld, heeft ook de inspecteur de rechtbank meegedeeld niet ter zitting te verschijnen.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende, die in België woont, heeft aangifte IB/PVV gedaan als buitenlands belastingplichtige. In die aangifte heeft hij de volgende posten opgenomen bij het belastbaar inkomen uit werk en woning:

Loon [A] € 51.827

Pensioen ABP € 7.847

Lijfrente Erasmus Leven € 6.960

Voor de lijfrente-uitkering heeft hij vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting gevraagd.

Bij een vraag die betrekking heeft op de berekening van het premie-inkomen heeft belanghebbende onder de uitgaven voor inkomensvoorzieningen een bedrag van € 1.135 vermeld.

Ook heeft belanghebbende verrekening van Nederlandse dividendbelasting tot een bedrag van € 221 verzocht.

2.2.

Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, vastgesteld op € 59.674 en het premie-inkomen op € 65.499.

2.3.

In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat de door hem betaalde lijfrentepremie (ook) in mindering dient te komen op zijn belastbare inkomen.

2.4.

De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. In een toelichtende brief heeft hij aangevoerd dat belanghebbende niet aan de 90%-eis voldoet omdat het in Nederland belaste inkomen (ABP € 7.847 en loon € 51.827, tezamen € 59.674) 89,55% bedraagt van het totale inkomen van € 66.634 (voormeld bedrag van € 59.764 + de lijfrente-uitkering van € 6.960).

2.5.

Tussen partijen is blijkens het beroep- en het verweerschrift in geschil of belanghebbende kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet). Niet in geschil is dat bij bevestigende beantwoording van die vraag de lijfrentepremie van € 1.135 in mindering komt op het belastbare inkomen uit werk en woning.

2.6.

Belanghebbende stelt zich in zijn beroepschrift, samengevat weergegeven, op het standpunt dat hij aan de 90%-eis voldoet omdat zijn inkomen volledig uit Nederland komt en volgens de Nederlandse wet volledig aan Nederlandse loon- of inkomstenbelasting is onderworpen. Dit geldt ook voor de lijfrente-uitkering. Dat hem is toegestaan deze uitkering in zijn woonland aan te geven, doet daar niet aan af. Subsidiair stelt hij dat het door de inspecteur berekende percentage van 89,55 ingevolge de voor toepassing van de Nederlandse belastingwet gebruikelijke afrondingsregels op 90 dient te worden gesteld.

2.7.

De inspecteur concludeert in zijn verweerschrift tot ongegrondverklaring van het beroep. Daartoe voert hij, samengevat weergegeven aan, dat de lijfrente-uitkering voor toepassing van artikel 7.8 van de Wet niet aan Nederlandse belasting is onderworpen, dat het ‘geheel of nagenoeg geheel’-criterium (90% of meer) van lid 6 in overeenstemming is met het Schumackerarrest en dat belanghebbende dat percentage niet haalt waarbij geen plaats is voor afronding. Daarnaast stelt de inspecteur dat het totale inkomen van belanghebbende vermoedelijk hoger is dan de € 66.634 waarvan in de toelichting op de uitspraak op bezwaar is uitgegaan, nu er immers gelet op de verzochte verrekening van dividendbelasting sprake is van aandelenbezit. Ook heeft belanghebbende niet voldaan aan de eis dat een inkomensverklaring van de belastingautoriteiten van het woonland wordt overgelegd. Ten slotte voert de inspecteur aan dat de regeling van lid 8 van artikel 7.8 van de Wet juncto artikel 21bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: het UB) ‘mogelijk wel een opening biedt’ voor belanghebbende indien deze, zoals op zijn weg ligt, aantoont dat hij in België geen inkomstenbelasting verschuldigd is op basis van een laag wereldinkomen. Ook dan is een Belgische inkomensverklaring nodig. De aftrek zou dan overigens beperkt blijven tot een door belanghebbende nader aan te tonen jaar- en/of reserveringsruimte. Op de hieruit mogelijk voortvloeiende teruggaaf inkomstenbelasting zou bovendien de onterecht verleende verrekening van dividendbelasting in mindering moeten worden gebracht.

2.8.

Belanghebbende heeft niet op het verweerschrift gereageerd en is, met kennisgeving vooraf aan de rechtbank, niet ter zitting verschenen.

2.9.

Artikel 7.8 van de wet, voor zover hier van belang, luidt als volgt:

“1. Voor een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is het inkomen uit werk en woning in Nederland het gezamenlijke bedrag van het inkomen uit werk en woning in Nederland, bedoeld in artikel 7.2, en de niet reeds in het inkomen uit werk en woning in Nederland begrepen belastbare inkomsten uit eigen woning, berekend overeenkomstig de regels van hoofdstuk 3, indien deze negatief zijn, verminderd met:

1°. de uitgaven voor inkomensvoorzieningen, berekend overeenkomstig de regels van hoofdstuk 3, en

2°. de niet reeds in het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland begrepen persoonsgebonden aftrek, berekend overeenkomstig de regels van hoofdstuk 6.

(…)

6. Een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is een persoon die als inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of de BES eilanden in de belastingheffing van die andere lidstaat of staat of op de BES eilanden wordt betrokken en:

a. van wie het inkomen geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting, of

b. van wie het inkomen tezamen met dat van een belastingplichtige die als zijn partner zou worden aangemerkt indien beide personen binnenlandse belastingplichtigen zouden zijn, geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting en inkomstenbelasting,

onder de voorwaarde dat de belastingplichtige een inkomensverklaring van de belastingautoriteit van zijn woonland verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de inhoud en de vormgeving van de inkomensverklaring en kunnen regels worden gesteld op grond waarvan om doelmatigheidsredenen de verklaring achterwege kan blijven.

7. Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder het inkomen van de buitenlandse belastingplichtige verstaan het volgens de regels voor binnenlands belastingplichtigen berekende verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18, van die belastingplichtige, verminderd met de daarin begrepen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, negatieve persoonsgebonden aftrek en belastbare inkomsten uit eigen woning en vermeerderd met de daarin begrepen uitgaven voor inkomensvoorzieningen, persoonsgebonden aftrek en aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, waarbij voor het bepalen van het voordeel uit sparen en beleggen wordt uitgegaan van de grondslag sparen en beleggen vermeerderd met het heffingvrije vermogen. Het inkomen dat in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting, bedoeld in het zesde lid, is het zonder de toepassing van dit artikel bepaalde gezamenlijke bedrag van het inkomen uit werk en woning in Nederland, het inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland, voor zover dat inkomen op grond van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting aan Nederland ter heffing is toegewezen, verminderd met de daarin begrepen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, negatieve persoonsgebonden aftrek en belastbare inkomsten uit eigen woning en vermeerderd met de daarin begrepen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.

8. Bij algemene maatregel van bestuur worden mede als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen aangemerkt buitenlandse belastingplichtigen die niet ingevolge het zesde lid als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige worden aangemerkt, maar bij wie Nederland volgens het Unierecht gehouden is de persoonlijke situatie en de gezinssituatie in aanmerking te nemen en worden regels gesteld voor toepassing van dit artikel bij die belastingplichtigen. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op vergelijkbare buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of de BES eilanden. De aanwijzing als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, bedoeld in de eerste en tweede volzin, kan ook betrekking hebben op een deel van het jaar.”

2.10.

Ingevolge het zesde lid, voor zover hier van belang, wordt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt een persoon van wie het inkomen geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting, onder de voorwaarde dat de belastingplichtige een inkomensverklaring van de belastingautoriteit van zijn woonland verstrekt.

2.11.

Belanghebbende, die kennelijk een beroep doet op dit zesde lid, heeft – hoewel dit op zijn weg lag – geen inkomensverklaring als hier bedoeld overgelegd en ook niet aangeboden een dergelijke inkomensverklaring alsnog over te leggen. Reeds hierom faalt belanghebbendes beroep op het bepaalde in het zesde lid.

2.12.

Indien belanghebbende heeft bedoeld – het blijkt niet uit de stukken – mede een beroep te doen op het bepaalde in het achtste lid, juncto artikel 21bis van het UB, heeft het op zijn weg gelegen feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan hij voor toepassing daarvan in aanmerking zou kunnen komen. Aan deze stelplicht heeft belanghebbende niet voldaan.

2.13.

Belanghebbende heeft geen beroep gedaan op Europees recht. Bij gebreke van voldoende feitelijke aanknopingspunten ziet de rechtbank geen aanleiding om in deze zaak ambtshalve in te gaan op de vraag of / in hoeverre het bepaalde in artikel 7.8 van de Wet en artikel 21bis van het UB in overeenstemming is met Europees recht.

2.14.

Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.

Deze uitspraak is gedaan op 13 februari 2018 door mr. J. den Boer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Riemens, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.