Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-03-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1115, 17/7359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-03-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1115, 17/7359

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 maart 2019
Datum publicatie
30 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:1115
Zaaknummer
17/7359
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Art. 6.17 Wet IB 2001. Art. 39 Uitv. reg. IB 2001. Rente niet aftrekbaar nu de schuld niet ziet op de eigen woning en de kosten van sport vormen geen ziektekosten. Belanghebbende werpt verder op dat zijn bij de belastingdienst ingediende klacht niet goed is afgehandeld. De rechtbank oordeelt daarover dat het niet mogelijk is om in beroep bij de belastingrechter op te komen tegen de wijze van afhandeling van een klacht door de belastingdienst.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Roermond

Zaaknummer BRE 17/7359

uitspraak van 8 maart 2019

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 20 oktober 2017, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2016, gedateerd 8 juni 2017, met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.66.01, is afgewezen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2019 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn partner, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Vooraf

Belanghebbende heeft na het onderzoek ter zitting van 22 februari 2019 een brief met bijlage, gedateerd 25 februari 2019, naar de rechtbank gestuurd. Nu deze brief na het sluiten van het onderzoek is ingebracht en de rechtbank in de inhoud van deze brief geen aanleiding ziet het onderzoek te heropenen, heeft de rechtbank de brief bij het doen van deze uitspraak buiten beschouwing gelaten.

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2016 een aftrek toegepast voor specifieke zorgkosten van € 2.745. De definitieve aanslag is opgelegd conform de ingediende aangifte. In zijn bezwaar tegen de definitieve aanslag heeft belanghebbende gesteld recht te hebben op een hogere aftrek aan specifieke zorgkosten. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de kosten van door de huisarts voorgeschreven lichaamsbeweging, bestaande uit de contributie voor taekwondo en de daarbij behorende vervoerskosten, aftrekbaar zijn. Volgens belanghebbende bedragen de aftrekbare specifieke kosten voor het jaar 2016 € 3.475 en bestaan deze uit:

Dieetkosten € 1.900

Bril € 327

Vergoeding € 100 -/-

Totaal € 2.127

Contributie taekwondo € 300

Reiskosten taekwondo € 693

Apotheek € 48

Reiskosten partner € 44

Parkeerkosten partner € 36

Reiskosten belanghebbende € 12

Parkeerkosten belanghebbende € 27

Orthopedische schoenen € 188

Totaal € 3.475

2.2.

Het bezwaar van belanghebbende voor wat betreft de specifieke zorgkosten spitst zich toe op de aftrekbaarheid van de jaarcontributie van de taekwondolessen van € 300 en de reiskosten per jaar voor het bijwonen van de taekwondolessen van € 693. Ter ondersteuning van zijn standpunt dat deze kosten aftrekbaar zijn, heeft belanghebbende verwezen naar een brief van zijn huisarts.

2.3.

De huisarts van belanghebbende heeft op 5 maart 2017 geschreven:

“ Hierbij verklaar ik betreffende de heer [belanghebbende] het volgende: in 2016 heb ik het gezondheidsadvies gegeven: regelmatige lichamelijke beweging en sportbeoefening wegens zijn lichamelijke toestand.”

2.4

Op 26 september 2017 heeft de huisarts het volgende geschreven: “ Hierbij verklaar ik dat de heer [belanghebbende] om medische redenen het advies is gegeven te gaan sporten gedurende het jaar 2016. Wordt door de huisarts gecontroleerd en begeleid.”

2.5.

Naar aanleiding van de door belanghebbende aan de inspecteur overgelegde informatie van de huisarts, heeft de inspecteur op 11 oktober 2017 telefonisch contact opgenomen met de huisarts.

2.6.

Op 23 oktober 2017 heeft de huisarts geschreven:

“ Ik en enkele weken gebeld door meneer belastingdienst over verwijzing voor sportbeoefening. (..) Beaamd dat ik u daarvoor heb verwezen en verder dat ik u jaarlijks begeleid en controleer op cardiovasculair risicogebied.”

2.7.

In de bezwaarfase heeft belanghebbende zich tevens op het standpunt gesteld dat, naast de specifieke zorgkosten, de door hem aan GGN Mastering Credit (gerechtsdeurwaarders) (hierna: GGN) betaalde rente van € 9.246,97 aftrekbaar is.

2.8.

Bij de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aftrek van de contributie van en het vervoer naar taekwondo alsmede de aan GGN betaalde rente, afgewezen.

2.9.

Belanghebbende heeft op 23 oktober 2017 een klacht bij de Belastingdienst ingediend, omdat hij het er, vanwege schending van zijn privacy, niet mee eens is dat de inspecteur telefonisch contact heeft gezocht met zijn huisarts. Deze klacht is op 6 november 2017 door de klachtbehandelaar van de Belastingdienst afgedaan. Ter zitting heeft de inspecteur gesteld dat geen onrechtmatige schending van de privacy van belanghebbende heeft plaatsgevonden. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de inspecteur gewezen op een uitspraak van Hof Den Bosch van 18 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1019, r.o. 11.

2.10.

In beroep heeft belanghebbende opnieuw betoogd recht te hebben op de aftrek van

1) de rente van de schuld aan GGN; en

2) de kosten van taekwondo, omdat hij deze sport is gaan beoefenen op advies van zijn huisarts. Ook heeft belanghebbende aangevoerd dat hij het niet eens is met de manier waarop zijn klacht over het inwinnen van informatie bij de huisarts door de inspecteur is afgehandeld.

Klacht

2.11.

Belanghebbende heeft in beroep aangevoerd dat hij niet tevreden is met de manier waarop de Belastingdienst zijn klacht heeft afgehandeld. Bovendien voelt belanghebbende zich onheus bejegend door de inspecteur, doordat de inspecteur in een telefoongesprek met belanghebbende bepaalde uitlatingen zou hebben gedaan.In de procedure die nu aan de belastingrechter voorligt, gaat het uitsluitend om de juistheid van de uitspraak op bezwaar en de daaraan ten grondslag liggende aanslag. Naar het oordeel van de rechtbank is datgene waarover geklaagd wordt niet van invloed op de hoogte van de aanslag. Het is verder niet mogelijk om in beroep bij de belastingrechter op te komen tegen de wijze van afdoening van een klacht door de Belastingdienst. Belanghebbende kan zich voor wat betreft de klacht te wenden tot de nationale ombudsman. Overigens heeft de inspecteur ter zitting excuses aangeboden aan belanghebbende voor mogelijke onheuse uitlatingen aan de zijde van de inspecteur die belanghebbende als kwetsend kan hebben ervaren.

Contributie/vervoer taekwondo

2.12.

De bewijslast inzake de aftrekbaarheid van uitgaven voor specifieke zorgkosten rust op belanghebbende. Ingevolge het bepaalde in artikel 6.17 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB) zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven die zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp, waarbij onder genees- en heelkundige hulp wordt verstaan:

a. a) een behandeling door een arts;

b) een behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts door een paramedicus;

c) een behandeling door een bij ministeriele regeling aan te wijzen paramedicus. Wie als bij ministeriele regeling aan te wijzen paramedici worden aangemerkt is uiteengezet in artikel 39 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: URIB).

2.13.

Tussen partijen is niet in geschil dat de huisarts belanghebbende niet begeleidde bij (tijdens) de taekwondolessen. De rechtbank is van oordeel dat de taekwondolessen niet vallen onder de behandeling door een arts (a), nu de taekwondoleraar geen arts is. De lessen vallen ook niet onder een behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts door een paramedicus (b), nu de lessen niet begeleid werden door een arts en de taekwondoleraar geen paramedicus is. Ten slotte vallen de lessen niet onder een behandeling door een bij ministeriele regeling aan te wijzen paramedicus (c), omdat taekwondoleraren niet in de lijst van artikel 39 van de URIB zijn aangewezen als paramedici.

2.14.

De contributie en bijbehorende vervoerskosten voor taekwondo zijn, gelet op het voorgaande, geen aftrekbare specifieke zorgkosten.

Rente op lening GGN

2.15.

Belanghebbende heeft overigens de stelling ingenomen dat de aan GGN betaalde rente op een lening voor het kopen van een auto aftrekbaar is. Belanghebbende heeft gewezen op het aangifteprogramma van de Belastingdienst, waaruit volgens hem volgt dat naast de rente op hypotheken ook de rente op andere schulden aftrekbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de context, waarin de passage over “hypotheken en andere schulden” in het aangifteprogramma is opgenomen dat ook de “andere” schulden betrekking moeten hebben op een eigen woning om voor aftrek van rente in aanmerking te komen. Belanghebbende had in 2016 geen hypotheek of andere schuld samenhangend met een eigen woning. De rente die belanghebbende aan GGN heeft betaald voor de lening voor een auto, ziet op consumptief krediet en is daarmee niet aftrekbaar. Leningen die niet zijn afgesloten voor aankoop of verbetering van de eigen woning, vallen als aftrekpost in box 3 en verlagen daarmee het box 3-vermogen. Gelet echter op het feit dat het vermogen van belanghebbende in box 3 reeds niet boven de grens van het heffingsvrije vermogen komt, leidt aftrek van de schuld van het vermogen in box 3 niet tot een vermindering van het door belanghebbende te betalen bedrag aan belasting.

2.16.

Gelet op het voorgaande treffen de grieven van belanghebbende geen doel en is het beroep ongegrond verklaard.

2.17.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 8 maart 2019 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.M.J. van der Vorst, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.