Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-07-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3017, AWB - 17 _ 2398 tm 17_2403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-07-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3017, AWB - 17 _ 2398 tm 17_2403

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 juli 2019
Datum publicatie
4 november 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:3017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2398 tm 17_2403
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 11

Inhoudsindicatie

Belanghebbende geeft credit cards uit en heeft ‘payment processing’ uitbesteed aan een in de Verenigde Staten gevestigd bedrijf. De ‘payment processing’-dienst bestaat uit het verrichten van noodzakelijke controles, het voeren van de betaal- en kredietadministratie en het geven van betaalopdrachten. Volgens de inspecteur dient belanghebbende verlegde omzetbelasting ter zake van deze dienst te voldoen. Volgens belanghebbende is de vrijstelling voor betalingen en overmakingen van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat de vrijstelling niet van toepassing is. De rechtbank overweegt onder meer dat de afgifte van de autorisatiecode onvoldoende is om te worden beschouwd als een handeling die een kenmerkende of essentiële functie van een betaling of overmaking vervult; vgl. de arresten Bookit en DPAS van het HvJ. Los daarvan overweegt de rechtbank dat de vrijstelling niet van toepassing is omdat sprake is van een dienst ‘sui generis’. Ook het beroep van belanghebbende op het neutraliteitsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Het beroep van belanghebbende wordt afgewezen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/2398 tot en met 17/2403

uitspraak van 4 juli 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[Belanghebbende 1] ,

en

[Belanghebbende 2] , gevestigd te 's-Hertogenbosch,

hierna gezamenlijk te noemen belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan [Belanghebbende 1] over het tweede kwartaal van 2013 en de laatste helft van 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft aan de [Belanghebbende 2] over de laatste helft van 2013 en de eerste helft van 2014 een naheffingsaanslag opgelegd. [Belanghebbende 1] heeft omzetbelasting op aangifte voldaan voor het tweede en derde kwartaal van 2015 (zie 2.9). Tegen deze belastingaanslagen en voldoeningen op aangifte is bezwaar gemaakt.

1.2.

De inspecteur heeft op 24 februari 2017 en op 10 maart 2017 de bezwaren afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 31 maart 2017, ontvangen bij de rechtbank op 3 april 2017, beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van [Belanghebbende 1] een griffierecht geheven van eenmaal € 333 in verband met vier samenhangende zaken. Ter zake van de beroepen in verband met de aan de [Belanghebbende 2] opgelegde aanslagen, heeft de griffier een griffierecht geheven van eenmaal € 333 in verband met twee samenhangende zaken.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting, op 28 februari 2019, nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019 te Breda.

De zaken met zaaknummers 17/2398 tot en met 17/2403 zijn gelijktijdig behandeld. Voor een overzicht van de verschenen personen en hetgeen is besproken wijst de rechtbank naar het proces-verbaal van die zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen is verstuurd.

1.7.

Bij brieven van 19 april 2019 en 29 mei 2019 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn steeds met zes weken verlengd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De rechtsvoorganger van [Belanghebbende 1] is [BV 1] Zij was in tweede helft van 2013 en de eerste helft van 2014 onderdeel van de [Belanghebbende 2] voor de omzetbelasting. De diensten waarover het geschil gaat, zijn civiel-juridisch aan [BV 1] verricht.

Voor de leesbaarheid zal de rechtbank hierna verder spreken over ‘belanghebbende’. Er zal dus geen onderscheid worden gemaakt in verband met het feit dat sprake is van twee belastingplichtigen, en evenmin in verband met het gegeven dat er gedurende de periode van de fiscale eenheid een verschil is tussen wie voor de omzetbelasting de afnemer van de dienst is en wie dat civiel-juridisch is.

2.2.

Belanghebbende is gevestigd in Nederland. Zij is aanbieder van financiële producten en diensten. Haar hoofdactiviteit bestaat uit het verstrekken van kredieten aan consumenten in verschillende vormen. Ook heeft belanghebbende een licentie van VISA Europe om creditcards uit te geven van het merk VISA. Deze creditcards worden met name gebruikt als betaalkaart.

2.3.

Een klant gaat een kredietovereenkomst met belanghebbende aan om een VISA creditcard te verkrijgen. Daarbij worden de kredietruimte, de wijze van betaling en het te belasten bankrekeningnummer van de klant vastgelegd. Op de kredietovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van belanghebbende van toepassing. De creditcard van de klant wordt bij het BKR geregistreerd.

2.3.1.

De klant kan bestedingen doen bij ondernemers die VISA creditcards accepteren of kan contant geld opnemen uit geldautomaten. De creditcard is gekoppeld aan een rekening-courantrekening op naam van de klant bij belanghebbende. Betalingen met de creditcard of contante opnamen belasten deze rekening-courant. De klant betaalt, middels automatische incasso, maandelijks een (minimum)bedrag ter vereffening van het uitstaande saldo op de rekening-courantrekening aan belanghebbende.

2.4.

Belanghebbende was in de onderhavige tijdvakken onderdeel van de internationale [Groep 1] . [BV 2] heeft in oktober 2007 een Master Service Agreement (hierna: MSA) voor payment processing-dienstverlening met de [Groep 2] gesloten. Het in de Verenigde Staten gevestigde Fidelity National Global Card Services Inc. (hierna: Fidelity) is onderdeel van deze groep. Transaction Document no. 1, voor het laatst gewijzigd in maart 2013 (hierna: TD1), bevat afspraken over de specifieke dienstverlening van Fidelity aan belanghebbende.

2.4.1.

De diensten omvatten handelingen die onder de MSA en het TD1 van 7 maart 2013 zijn gevat onder de noemer ‘payment processing’, ‘application development services’ en ‘additional services’.

Op basis van de TD1 is de payment processing die samenhangt met het gebruik van de door belanghebbende uitgegeven creditcard uitbesteed aan Fidelity. Dit betreft autorisatie en afwikkeling van betaaltransacties die voortvloeien uit het gebruik van de creditcard en het reconciliëren van de daarmee samenhangende financiële verplichtingen tussen belanghebbende en de klanten enerzijds en tussen belanghebbende en VISA anderzijds.

2.4.2.

De ‘payment processing’ beslaat twee hoofdprocessen, namelijk het autoriseren van betalingen met de door belanghebbende uitgegeven creditcard en de dagelijkse reconciliatie en afwikkeling van de financiële verplichtingen die uit deze betalingen voortvloeien voor belanghebbende, VISA en de klanten. De volgende handelingen worden door Fidelity verricht:

-

Het verrichten van de noodzakelijke controles;

-

Het voeren van de betaaladministratie;

-

Het voeren van een kredietadministratie;

-

Het geven van betaalopdrachten.

De ‘application development services’ en ‘additional services’ omvatten IT-gerelateerde, additionele en facultatieve diensten met betrekking tot onderhoud en verdere ontwikkeling van de automatisering van de diverse processen, zoals de ‘payment processing’ respectievelijk ondersteunende diensten, bijvoorbeeld bij de aanvraag van de VISA creditcard die belanghebbende uitgeeft en processen rondom de prepaid betaalkaarten.

Verloop van een creditcardtransactie

2.5.

Als een klant een transactie wil uitvoeren met een door belanghebbende uitgegeven creditcard dan verloopt het proces als volgt.

Nadat de klant, bijvoorbeeld in een winkel, de pincode van de creditcard heeft ingetoetst, wordt een autorisatieverzoek gestuurd naar de bank van de verkoper. Deze zendt het verzoek door naar VISA, die het verzoek doorstuurt naar belanghebbende, meer specifiek aan Fidelity (waaraan de werkzaamheden zijn uitbesteed). Fidelity controleert of het creditcardnummer bestaat en controleert eventuele blokkeringen en elektronische veiligheidskenmerken. Ook controleert Fidelity of de klant nog voldoende bestedingsruimte heeft. Als dit allemaal goed is dan keurt Fidelity de transactie goed en verstrekt zij een autorisatiecode aan VISA. VISA stuurt het autorisatiebericht aan de bank van de verkoper die het bericht aan de verkoper doorstuurt.

2.5.1.

Op het moment dat Fidelity de transactie heeft goedgekeurd, ontstaat een vordering van de verkoper op zijn bank. De bank van de verkoper krijgt een vordering op VISA, VISA krijgt een vordering op belanghebbende en belanghebbende krijgt een vordering op de klant.

2.5.2.

Op een afgesproken tijdstip (doorgaans aan het einde van de dag) reconcilieert Fidelity alle transacties die op de hiervoor genoemde wijze tot stand zijn gekomen. De verkoper stuurt een overzicht van alle door Fidelity geautoriseerde transacties naar zijn bank. De bank van de verkoper stuurt het overzicht door naar VISA. VISA bundelt alle transacties van alle verkopers in een ‘EP 747’rapport en verstuurt dat rapport aan Fidelity.

Aan de hand van dat rapport reconcilieert Fidelity de positie van belanghebbende ten opzichte van VISA en de klanten en stelt vast welke bedragen verschuldigd zijn middels een afwikkelingsbestand.

Tot oktober 2014 was Fidelity door belanghebbende gemachtigd om bedragen aan VISA te voldoen vanaf de bankrekening van belanghebbende. Vanaf oktober 2014 verloopt de betaling via automatische incasso. VISA stuurt de ontvangen bedragen door naar de bank van de verkoper, die het bedrag voldoet aan de verkoper. Van het ontvangen bedrag trekken zowel VISA als de bank van de verkoper een vergoeding af voor hun diensten.

Overige feiten

2.6.

Bij brief van 3 mei 2004 heeft de inspecteur bevestigd dat de dienstverlening die [BV 3], de rechtsvoorganger van [BV 1] , heeft afgenomen van FDI, de rechtsvoorganger van Fidelity, is vrijgesteld van omzetbelasting op basis van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel j, ten tweede, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Voor haar aangiften omzetbelasting is belanghebbende ervan uit gegaan dat die bevestiging ook van toepassing was op de dienstverlening van Fidelity. Om die reden heeft belanghebbende geen verlegde omzetbelasting aangegeven over de van Fidelity ontvangen diensten.

2.7.

Bij brief van 18 april 2011 heeft de inspecteur belanghebbende laten weten dat de vrijstelling niet (meer) van toepassing is, omdat de overeenkomsten met FDI en Fidelity niet in voldoende mate vergelijkbaar zijn. Toepassing van dit standpunt werd uitgesteld tot 20 oktober 2014 omdat de overeenkomst met Fidelity eindigde op 19 oktober 2014. Belanghebbende heeft geen verlegde btw voldaan over de vergoeding voor de dienstverlening van Fidelity tot 20 oktober 2014.

2.8.

In maart 2013 zijn afspraken toegevoegd aan de TD1. Kern van die afspraken is dat de dienstverlening wordt voortgezet. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitgestelde werking van het standpunt zoals opgenomen in de brief van 18 april 2011 (zie 2.7) per 1 april 2013 is geëindigd, omdat partijen vanaf die datum een nieuwe overeenkomst hebben gesloten.

2.9.

In verband met dit standpunt heeft belanghebbende suppletieaangiften omzetbelasting ingediend. Met dagtekening 28 december 2015 heeft de inspecteur onderstaande naheffingsaanslagen opgelegd overeenkomstig de ingediende suppletieaangiften. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur tevens belastingrente in rekening gebracht. Vanaf 20 oktober 2014 heeft belanghebbende bij aangifte verlegde omzetbelasting voldaan en bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

Zaaknummer

Soort

Periode

Belastingbedrag

Belastingrente

17/2398

Naheffing

1-4-2013 t/m 30-6-2013

€ 59.910

€ 4.716

17/2399

Naheffing

1-7-2013 t/m 31-12-2013

€ 89.370

€ 7.035

17/2400

Naheffing

1-1-2014 t/m 30-6-2014

€ 128.630

€ 5.302

17/2401

Naheffing

1-7-2014 t/m 31-12-2014

€ 100.201

€ 4.130

17/2402

Voldoening op aangifte

1-4-2015 t/m 30-6-2015

€ 75.579

-

17/2403

Voldoening op aangifte

1-7-2015 t/m 30-9-2015

€ 76.053

-

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of op de diensten die belanghebbende afneemt van Fidelity de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel j, ten tweede, van de Wet OB van toepassing is. Als dat niet het geval is dan is in geschil of belanghebbende een beroep kan doen op toepassing van het gelijkheidsbeginsel, het fiscale neutraliteitsbeginsel en/of op toepassing van het vertrouwensbeginsel.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en teruggave van een deel van de door haar op aangifte voldane omzetbelasting (respectievelijk € 72.896 en € 69.607) en subsidiair – voor het geval het beroep op een toezegging van 27 januari 2012 zou slagen – tot vernietiging van de naheffingsaanslagen.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing