Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3154, BRE - 17 _ 783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3154, BRE - 17 _ 783

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 juni 2019
Datum publicatie
23 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:3154
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 17 _ 783
Relevante informatie
Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 35c

Inhoudsindicatie

Erfbelasting: artikel 35c Successiewet

Tot het vermogen van de nalatenschap behoort onder meer een vennootschap met daarin vastgoed (de vastgoedvennootschap). Belanghebbende doet een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling. De rechtbank is van oordeel dat de hier aan de orde zijnde activiteiten naar hun aard normaal vermogensbeheer niet te boven gaan. De rechtbank volgt belanghebbende niet in de (rechts)opvatting die, kort gezegd, inhoudt dat aangezien veel beleggers in vastgoed tegenwoordig ‘property management’-activiteiten niet zelf verrichten maar uitbesteden aan professionele partijen, de omstandigheid dat belanghebbende dergelijke activiteiten wel zelf verricht, meebrengt dat sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/783

uitspraak van 20 juni 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd, berekend naar een verkrijging van € 1.077.297 en een belaste verkrijging van € 460.417, wegens een verkrijging in het jaar 2013 uit de nalatenschap van [erflaatster] (hierna: erflaatster), aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de aanslag).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 januari 2017 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 14 februari 2017, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 12 mei 2017 gereageerd op het verweerschrift.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2019 te Breda. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen toegezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Erflaatster is op [datum] 2013 overleden. Haar erfgenamen zijn erflaatsters echtgenoot (belanghebbende) en haar twee kinderen.

2.2.

Tot de huwelijksgoederengemeenschap van belanghebbende en erflaatster behoorden alle aandelen (hierna: de aandelen) in [Beheer BV] (hierna: Beheer BV). Beheer BV bezit alle aandelen in [de dochtervennootschap] (hierna: de dochtervennootschap).

2.3.

Op de nalatenschap van erflaatster is de wettelijke verdeling van toepassing. Bij de verdeling van de nalatenschap zijn de aandelen Beheer BV aan belanghebbende toebedeeld.

2.4.

Tot het vermogen van Beheer BV behoorden ten tijde van het overlijden van erflaatster de volgende, alle in [woonplaats] gelegen, onroerende zaken:

-

[adres 1] 3, 3a, 3b, 3c, 5, 5a en 5b,

-

[adres 2] 2a, 2b, 4, 4a, 6a en 7a,

-

[adres 3] 22-24,

-

een bosperceel aan [straat] , en

-

het perceel grond [adres 4] -nabij.

2.5.

De onroerende zaken aan de [adres 1] en het [adres 2] zijn bij elkaar gelegen en midden jaren tachtig door de dochtervennootschap gebouwd. Aan de [adres 1] betreft het twee winkelruimten met vijf bovenwoningen. Aan het [adres 2] is sprake van een winkelpand met vijf bovenwoningen. De onroerende zaken worden sindsdien door Beheer BV aan derden verhuurd. Genoemde onroerende zaken hadden in 2013 een WOZ-waarde van tezamen € 2.875.000.

De onroerende zaak aan de [adres 3] 22-24 betreft een bedrijfspand dat in de jaren zestig door de dochtervennootschap is gebouwd. In dit pand zijn Beheer BV en de dochtervennootschap gevestigd. Het bedrijfspand had in 2013 een WOZ-waarde van € 729.000.

Het bosperceel aan [straat] is in 1980 gekocht met het oog op ontwikkeling, welke achterwege is gebleven. Het perceel [adres 4] -nabij is gelegen naast de privéwoning ( [adres 4] ) van belanghebbende en heeft verder geen functie voor Beheer BV. Deze percelen hadden in 2013 een waarde van tezamen € 111.000.

De onroerende zaken waren in 2013 voor een bedrag van ruim € 500.000 gefinancierd met een hypotheek.

2.6.

De activiteiten van Beheer BV bestaan uit de exploitatie van genoemde onroerende zaken. Sinds de verkrijging van de genoemde onroerende zaken zijn geen andere onroerende zaken meer aangekocht. De dochtervennootschap heeft na de bouw van bovengenoemde panden in de jaren tachtig geen nieuwe projecten meer gerealiseerd en geen werk meer in het kader van het aannemingsbedrijf aangenomen. Beheer BV en de dochtervennootschap vormen een fiscale eenheid. De omzet van de fiscale eenheid bestaat in de jaren 2012, 2013 en 2014 uit huurinkomsten ter zake van de verhuurde onroerende zaken. In genoemde jaren bedroeg de huuropbrengst van Beheer BV afgerond € 210.000. De belangrijkste kostenposten over deze jaren waren huisvestigingskosten van gemiddeld ongeveer € 57.000 (afgezien van een dotatie groot onderhoud in 2014) en personeelskosten van gemiddeld afgerond € 63.000. Het resultaat van de fiscale eenheid bedroeg in 2013 € 35.462.

2.7.

Belanghebbende en zijn dochter zijn in loondienst van Beheer BV. Erflaatster was ook in loondienst bij Beheer BV. Hun werkzaamheden ten aanzien van vermelde onroerende zaken zijn onder te verdelen in: (i) administratieve beheerswerkzaamheden die samenhangen met de verhuur (ii) technische werkzaamheden, zoals klachtenbehandeling, afhandelen van schadegevallen en maken van onderhoudsbeleid en begrotingen en (iii) commerciële beheerswerkzaamheden, zoals zoeken en selecteren huurders, contractonderhandelingen en contacten met derden. De onderhoudswerkzaamheden aan de panden worden uitbesteed aan derden en vinden onder toezicht van belanghebbende plaats.

2.8.

Belanghebbende heeft in de aangifte voor de erfbelasting verzocht om toepassing van de vrijstelling (hierna: BOR) van artikel 35b van de Successiewet 1956 (hierna: SW) ter zake van de verkrijging van aandelen Beheer BV.

2.9.

De inspecteur heeft bij de aanslagregeling het standpunt ingenomen dat de BOR niet van toepassing is op de verkrijging van de aandelen door belanghebbende.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de BOR. Meer specifiek is in geschil of Beheer BV een onderneming drijft als bedoeld in artikel 35c SW in verbinding met artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna Wet IB 2001). Voor het geval geen sprake is van een onderneming, is in geschil of het onderscheid tussen beleggingsvermogen en ondernemingsvermogen in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert primair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag berekend naar een belaste verkrijging van nihil. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.


4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing