Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3756, BRE - 16 _ 8500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3756, BRE - 16 _ 8500

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 juni 2019
Datum publicatie
26 november 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:3756
Zaaknummer
BRE - 16 _ 8500
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27e

Inhoudsindicatie

Artikel 27e van de AWR

De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende verhoogd met verkregen inkomsten uit de productie van synthetische drugs. Die verhoging is gebaseerd op het eindproces-verbaal van de FIOD. Belanghebbende is in hoger beroep door de strafkamer vrijgesproken van wat hem ten laste is gelegd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende inkomsten heeft verzwegen, ook niet met de ingebrachte vermogensvergelijking, en niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Beroep gegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 16/8500 en 16/8501

uitspraak van 21 juni 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.196.203 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.26.01) en gelijktijdig bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht van € 45.765 en een vergrijpboete vastgesteld van € 565.007 (zaaknummer 16/8500) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een maximum bijdrage-inkomen van € 50.064 (aanslagnummer [aanslagnummer].W.26.01.4) en gelijktijdig bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 101 en een vergrijpboete vastgesteld van € 1.251 (zaaknummer 16/8501).

1.2.

De inspecteur heeft bij, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar van 28 september 2016 de aanslagen IB/PVV en Zvw, de rente- en boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 26 oktober 2016, ontvangen bij de rechtbank op 31 oktober 2016, beroepen ingesteld. Ter zake van de beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 27 februari 2018 een nader stuk ingediend. Op verzoek van de rechtbank heeft de inspecteur bij brief van 29 maart 2018 op het nadere stuk van belanghebbende gereageerd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019 te Breda. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen toegezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende, geboren op [datum] 1964, was in 2012 eigenaar van de loods aan de [adres 1] te [plaats X]. Belanghebbende huurde in dat jaar een woonhuis aan de [adres 2] te [plaats X].

2.2.

Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek genaamd “[Onderzoek]” is op 28 juni 2012 de loods van belanghebbende door de politie doorzocht. Tijdens de doorzoeking van de loods van belanghebbende is onder meer het volgende aangetroffen: een bestelbus met 600 kg alfa-phenylacetoacetonitril (apaan) welke bus op naam van een medeverdachte staat, een vuilniszak met afgescheurde etiketten, een afvalzak met latex handschoenen en een vijftal jerrycans. De in beslag genomen spullen toonden sporen van methanol, ethanol en zwavelzuur. Voorts is bij doorzoeking van de woning van belanghebbende een bedrag van € 6.540 in contanten aangetroffen. Belanghebbende is door de Officier van Justitie als medeverdachte aangemerkt bij de productie van synthetische drugs en is daarvoor strafrechtelijk vervolgd.

2.3.

Belanghebbende heeft op 2 mei 2014 de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 ingediend naar een belastbare inkomen uit werk en woning van € 8.563.

2.4.

De inspecteur is, naar aanleiding van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek “[Onderzoek]”, de mening toegedaan dat belanghebbende op enigerlei wijze inkomsten heeft verkregen uit de productie van synthetische drugs. Als gevolg daarvan heeft de inspecteur bij de aanslagregeling het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende verhoogd met € 2.187.640 tot € 2.196.203. De aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012 zijn met dagtekening 28 december 2015 aan belanghebbende opgelegd. Bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012 zijn tevens bij beschikkingen boeten vastgesteld en belastingrente in rekening gebracht (zie ook 1.1).

2.5.

De inspecteur is bij de verhoging van het belastbare inkomen uit werk en woning uitgegaan van de berekening zoals door de FIOD is opgesteld. De berekening van de FIOD is gebaseerd op het strafrechtelijk onderzoek naar betrokkenheid van belanghebbende bij de productie van synthetische drugs in de periode januari 2012 tot en met juni 2012. De FIOD is er bij zijn berekening van uitgegaan dat bij omzetting van 4.900 kilogram apaan naar 3.675 kilogram Benzyl-Methyl-Keton (hierna: BMK) een winst kan worden gemaakt van € 2.187.640 (p. 20 en 21 van het Proces-Verbaal van de FIOD, dossiernummer [dossiernummer]).

2.6.

De inspecteur heeft ten einde de financiële situatie van belanghebbende voor het jaar 2012 in kaart te brengen een vermogensvergelijking opgesteld. Daaruit heeft de inspecteur geconstateerd dat belanghebbende voor het jaar 2012 een negatief privé heeft van € 13.484,59.

2.7.

De strafkamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 16 februari 2018 belanghebbende vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. De overwegingen van het gerechtshof luiden, voor zover van belang, als volgt:

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe – grotendeels overeenkomstig de rechtbank – het volgende.

(…)

Het hof komt in navolging van de rechtbank op grond van het voorgaande tot het oordeel dat op 5 juni 2012 en 28 juni 2012 twee transporten van apaan hebben plaatsgevonden, waarbij deze apaan naar het woonwagencentrum in [plaats X] is vervoerd. Op 28 juni 2012 is gezien dat de Mercedes-bus (met apaan) de loods inreed en, naar het hof met de rechtbank concludeert, medeverdachte [A] ook direct de loods binnengaat. Beide keren is de apaan ter plaatse uit de bus geladen waarmee de apaan is vervoerd. De loods, waarin op 28 juni 2012 apaan en voornoemde jerrycans met andere chemicaliën zijn aangetroffen, is eigendom van verdachte. De loods is gelegen achter de woning van verdachte. Om de loods per auto te kunnen bereiken moet via de oprit direct langs de woning van verdachte worden gereden. Het perceel is af te sluiten met een hek en de ruimte tussen de woonwagen en de perceelgrens is slechts drie à vier meter. Verdachte is op 28 juni 2012 kort nadat de apaan in zijn loods aan de [adres 2] te [plaats X] is gebracht aangetroffen in de directe nabijheid op het adres [adres 3] te [plaats X].

In de verhoren door de FIOD heeft verdachte zich met betrekking tot de feiten waarvan hij verdacht op zijn zwijgrecht beroepen. Zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard niets te weten van de in de loods aangetroffen stoffen. De loods was naar zijn zeggen nooit op slot en kon door anderen vrijelijk worden gebruikt. Alleen hij (verdachte) beschikte over de sleutel.

(…)

Vaststaat dat zich in de loods van verdachte een afgesloten ruimte bevond waarin apaan, methanol, ethanol en zwavelzuur stond en waarin de etiketten zijn aangetroffen die afkomstig waren van de vaten apaan die zijn overgeladen in de in de loods aangetroffen witte Opel bestelbus. Echter, hoewel moeilijk te geloven is dat beide medeverdachten zonder dat verdachte daarvan op de hoogte was zijn loods hebben kunnen gebruiken voor de opslag dan wel overslag van twee leveringen apaan, te weten op 5 en 28 juni 2012, terwijl beide medeverdachten zelf niet op het woonwagencentrum woonachtig waren en verdachte bij het begin van de doorzoeking zelf op het woonwagencentrum aanwezig was, kan naar het oordeel van het hof – anders dan de rechtbank – niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte inderdaad betrokken is geweest bij en wetenschap moet hebben gehad van de (komst van) de lading apaan op 28 juni 2012 en de overige aangetroffen stoffen in de afgesloten ruimte. (…).

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde

Onder 2 is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd het samen met een ander of anderen althans alleen bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van een stof bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine.

(…)

Het hof stelt met de rechtbank vast dat er op 28 juni 2012 in de loods van verdachte aan de [adres 2] te [plaats X] een aantal stoffen is aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de productie van amfetamine en/of 4-methylamfetamine, waaronder apaan, methanol, ethanol en zwavelzuur. Ook zijn er in de loods sporen van amfetamine en 4-methylamfetamine aangetroffen, onder meer in een jerrycan, in een Fanta-fles en op tissues. Niet is vastgesteld kunnen worden dat er in de betreffende loods amfetamine en/of 4-methylamfetamine is geproduceerd of opgeslagen.

Nu niet vastgesteld is kunnen worden waar, in welke periode en door wie amfetamine en/of 4-methylamfetamine is geproduceerd, zijn de verdachte omstandigheden waaronder

voornoemde stoffen in de loods van verdachte zijn aangetroffen onvoldoende om tot een

bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit te komen. De enkele omstandigheid dat er in de loods van verdachte DNA van hem en medeverdachten is aangetroffen op latex handschoenen, waarop tevens sporen van amfetamine en 4-methylamfetamine zijn gevonden, maakt dit niet anders, temeer nu door deskundigen de mogelijkheid van contaminatie niet wordt uitgesloten.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is:

  1. of sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast omdat belanghebbende voor het onderhavige jaar niet de ‘vereiste aangifte’ heeft gedaan;

  2. of de belastingaanslag tot een te hoog bedrag vastgesteld; en

  3. of de boete terecht opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de boetebeschikkingen en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.563 en dienovereenkomstige vermindering van de bijbehorende belastingrentebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing