Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-09-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4139, BRE - 18 _ 879
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-09-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4139, BRE - 18 _ 879
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 september 2019
- Datum publicatie
- 17 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2019:4139
- Zaaknummer
- BRE - 18 _ 879
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd, derhalve is er op dit moment geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/879
uitspraak van 19 september 2019
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H.56.01). Hij heeft gelijktijdig een beschikking gegeven waarin de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek voor opvolgende jaren (hierna: de beschikking PGA) in de zin van art. 6.2a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), is vastgesteld op € 6.277.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 januari 2018 de aanslag gehandhaafd en de beschikking PGA verhoogd naar € 10.741.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 14 februari 2018, ontvangen bij de rechtbank op 15 februari 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2019 te Tilburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te [plaats 2] , en namens de inspecteur, [inspecteur] , [inspecteur] en [inspecteur] .
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting, met instemming van de inspecteur, nadere stukken overgelegd en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur (zie 3.3 hierna).
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd. Bij brief van 4 juli 2019 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat in plaats van een mondelinge uitspraak een schriftelijke uitspraak zal worden gedaan op 8 augustus 2019. Bij brief van 1 augustus 2019 heeft de rechtbank partijen bericht dat de termijn waarbinnen schriftelijke uitspraak wordt gedaan, is verlengd met zes weken.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is woonachtig in Nederland en was in 2015 werkzaam als piloot. Hij werd voor zijn werkzaamheden ingehuurd door [A BV] , middels een uitzendbureau voor vliegend personeel, [A Limited] (hierna: [A] ). De diensten van belanghebbende werden aan [A] ter beschikking gesteld door [B Limited] (gevestigd in Ierland), waarin belanghebbende voor één derde deel aandeelhouder was. De laatstgenoemde vennootschap werd bestuurd door een externe accountant die geen aandeelhouder was. Belanghebbende had aan de accountant een blanco volmacht verstrekt voor diens diensten. Belanghebbende heeft een meerpartijen-overeenkomst met [A BV] , [A] en [B Limited] gesloten, op basis waarvan hij met een systeem van declaratie van gewerkte uren, een vergoeding kreeg van [B Limited] , welke vergoeding in de gedingstukken is aangeduid als ‘Invoice value’ en/of ‘omzet’.
Als thuisbasis was een luchthaven in Duitsland aangewezen. Belanghebbende was in 2015 verzekerd volgens het sociale zekerheidsstelsel van Duitsland.
De stand van de niet in aanmerking genomen PGA per 31 december 2014, dus bij aanvang van het belastingjaar 2015, bedraagt € 75.277.
Belanghebbende heeft van [B Limited] een loonstrook ontvangen met betrekking tot de maand november van het jaar 2015. Naast de berekening van de vergoeding over de betreffende maand, zijn hierop, voor zover hier van belang, de volgende jaartotalen tot dan toe (aangeduid als: € YTD) vermeld. Als toelichting bij ‘**’ staat: “This is an advisory figure. You should consider putting this amount aside for future holidays. (..)”.
€ YTD |
|
INVOICE DETAILS |
|
Invoice Value |
€ 64,856.00 |
Management Fee |
€ 1,297.12 |
Employer Social Insurance |
€ 3,451.46 |
Holiday Pay Provision ** |
€ 1,661.95 |
€ 58,445.47 |
|
EXPENSES (Excl. VAT) |
|
Accommodation |
€ 836.00 |
Flight Case |
€ 97.00 |
Rating Course |
€ 19,000.00 |
Relocation |
€ 500.00 |
Subsistence |
€ 24,122.19 |
Tools and Equipment |
€ 594.68 |
€ 45,149.87 |
|
SALARY |
|
Gross Salary |
€ 13,295.60 |
Holiday Pay Advance ** |
€ 1,661.95 |
Total Salary |
€ 14,957.55 |
PAYE |
€ 1,479.01 |
Universal Social Charge |
€ 320.42 |
Employee Social Insurance |
€ 3,055.08 |
Net Salary |
€ 10,103.05 |
Belanghebbende heeft in de maand december 2015 niet gewerkt en in deze periode geen inkomsten genoten.
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 gedaan naar een inkomen uit werken en woning van € 33.957, bestaande uit buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige arbeid van € 14.957 en terugontvangen uitgaven scholing van € 19.000. Daarop is in mindering gebracht de niet in aanmerking genomen PGA. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedroeg na verrekening met de PGA, nihil. Op basis van de aangifte resteerde nog een bedrag aan niet in aanmerking genomen PGA van € 47.037.
De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2015 vastgesteld naar een inkomen uit werk en woning (vóór verrekening van PGA) van € 69.000, bestaande uit buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige arbeid van € 50.000 en terugontvangen uitgaven scholing van € 19.000. Na verrekening met de PGA bedroeg het belastbaar inkomen uit werk en woning nihil en de niet in aanmerking genomen PGA € 6.277.
In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het inkomen uit werk en woning (vóór verrekening van PGA) vastgesteld op € 64.536, de PGA daarop in mindering gebracht en het restant aan niet in aanmerking genomen PGA herzien naar € 10.741.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de beschikking PGA tot een juist bedrag is berekend.
Niet in geschil is:
- -
-
dat het inkomen uit werk en woning, vóór verrekening met de niet in aanmerking genomen PGA, geheel bestaat uit belastbaar loon;
- -
-
dat de niet in aanmerking genomen PGA per 1 januari 2015 € 75.277 bedroeg en dat dit bedrag op het belastbare loon in mindering moet worden gebracht;
- -
-
dat de volledige werkgeversbijdrage (Employer Social Insurance) en 50% van de werknemersbijdrage (Employee Social Insurance) voor de sociale verzekeringen niet tot het belastbare loon behoren;
- -
-
dat belanghebbende in aanmerking komt voor de toepassing van de vrije ruimte van 1,2% van het belastbare loon (artikel 31, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, hierna: Wet LB).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting. Ter zitting heeft belanghebbende een kostenspecificatie overgelegd met een overzicht van de door hem in 2015 gemaakte accommodatie-kosten (€ 3.014,32) en overige kosten (€ 1.976,26), in totaal € 4.990,58.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning, vóór verrekening met de niet in aanmerking genomen PGA, van € 13.110,56 (primair standpunt), € 52.787,94 (subsidiair standpunt) en € 57.718,63 (meer subsidiair standpunt). Belanghebbende heeft de voornoemde bedragen als volgt berekend.
Omzet |
€ 64.856,00 |
|
Af: management fee |
€ 1.297,12 |
|
Af: employer social insurance |
€ 3.451,46 |
|
Af: universal social charge |
€ 160,21 |
(50% van € 320,42) |
Af: employee social insurance |
€ 1.527,54 |
(50% van € 3.055,08) |
Subtotaal * |
€ 58.419,67 |
|
Af: kosten salarisstroken |
€ 45.149,87 |
|
Subtotaal |
€ 13.269,80 |
|
Af: 1,2% vrije ruimte |
€ 159,24 |
|
Inkomen primair standpunt |
€ 13.110,56 |
|
Subtotaal (zie *) |
€ 58.419,67 |
|
Af: kosten cf. specificatie |
€ 4.990,58 |
|
Subtotaal |
€ 53.429,09 |
|
Af: 1,2% vrije ruimte |
€ 641,15 |
|
Inkomen subsidiair standpunt |
€ 52.787,94 |
|
Subtotaal (zie *) |
€ 58.419,67 |
|
Af: 1,2% vrije ruimte |
€ 701,04 |
|
Inkomen meer subsidiair standpunt |
€ 57.718,63 |
Het primaire standpunt van belanghebbende zoekt met betrekking tot de gestelde onbelaste vergoedingen aansluiting bij het totaalbedrag aan ‘Expenses’ zoals blijkt uit de loonstrook van november 2015. Het subsidiaire standpunt is gebaseerd op een eigen overzicht met aangehechte facturen van de gemaakte kosten. Verder is bij elk van de berekeningswijzen de management fee en 50% van de ‘Universal Social Charge’ in mindering gebracht.
De inspecteur heeft ter zitting ingestemd met vermindering van het belastbare loon met de gespecificeerde kosten van in totaal € 4.990,58. De inspecteur concludeert, naar de rechtbank begrijpt, tot gegrondverklaring van het beroep, vermindering van de aanslag tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning, vóór verrekening met de niet in aanmerking genomen PGA, van € 54.227,78. De inspecteur heeft dit als volgt berekend.
Totaal ontvangen |
€ 64.856,00 |
||
Af: employer social insurance |
€ 3.451,46 |
||
Af: employee social insurance |
€ 1.527,54 |
(50% van € 3.055,08) |
|
Af: accomodatiekosten |
€ 3.014,32 |
||
Af: overige kosten |
€ 1.976,26 |
||
Subtotaal |
€ 54.886,42 |
||
Af: 1,2% vrije ruimte |
€ 658,64 |
||
Fiscaal loon |
€ 54.227,78 |