Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4604, AWB - 18 _ 7965
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4604, AWB - 18 _ 7965
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2019
- Datum publicatie
- 18 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2019:4604
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 7965
- Relevante informatie
- Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
WOZ. Het gaat om een mantelzorgwoning die met een tussendeur is verbonden met de hoofdwoning. Objectafbakening. Omdat er sprake is van 2 verschillende zakelijk gerechtigden, gaat het om 2 onroerende zaken. Er zijn geen geschikte vergelijkingsobjecten voor de mantelzorgwoning. De rechtbank stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast. Afvalstoffenheffing. De rechtbank vindt dat de gemeente niet heeft voldaan aan haar inzamelplicht. De aanslag afvalstoffenheffing wordt daarom vernietigd.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/7965
uitspraak van 2 oktober 2019
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2018 de waarde van de onroerende zaak Van [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 108.000,-. Dit is gebeurd op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). In diezelfde beschikking zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing bekend gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 15 oktober 2018 de waarde van de woning verminderd tot een bedrag van € 77.000,-. Daarnaast is de aanslag onroerende-zaakbelasting verminderd tot een bedrag van € 580,02.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van 22 augustus 2019. Daarbij waren aanwezig H.J. van Zelst als gemachtigde van belanghebbende, en [verweerder 1] en [verweerder 1] als taxateurs namens de heffingsambtenaar.
Feiten
1. Belanghebbende [belanghebbende] is eigenaar van de woning. Het betreft een mantelzorgwoning uit 1971 die verbonden is met de ‘hoofdwoning’ ( [adres] ). De inhoud van de woning (zonder de hoofdwoning) is ongeveer 240 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 100 m².
Geschil
2. Partijen verschillen ten eerste van mening over de vraag of de woning één object vormt met de hoofdwoning. De heffingsambtenaar vindt dat het twee verschillende objecten zijn en belanghebbende is het daar niet mee eens. Het tweede punt waarover partijen van mening verschillen is de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2017. De heffingsambtenaar heeft de waarde vastgesteld op € 77.000,-. Belanghebbende bepleit een waarde van € 55.000,-. Tot slot verschillen partijen van mening over de afvalstoffenheffing.
Belanghebbende heeft het beroep tegen de aanslag rioolheffing tijdens de zitting ingetrokken, zodat dit geen bespreking behoeft.