Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1127, AWB - 17 _ 6957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1127, AWB - 17 _ 6957

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 maart 2020
Datum publicatie
16 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:1127
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6957

Inhoudsindicatie

Artikel 51 Wet op de accijns

Betrokkenheid bij voorhanden hebben van niet-veraccijnsde diesel. Wetenschap niet vereist. Belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Belanghebbende slaagt daarin niet. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/6957

Uitspraak van 5 maart 2020

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 16 december 2015 door middel van één aanslagbiljet een naheffingsaanslag accijns voor minerale oliën (verder: naheffingsaanslag accijns) opgelegd van € 7.712 en een naheffingsaanslag voorraadheffing van € 128 (aanslagnummer [aanslagnummer] ).

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 20 september 2017 de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 24 oktober 2017, ontvangen bij de rechtbank op 25 oktober 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019 te Breda. Van de zitting is een proces-verbaal gemaakt. Voor een overzicht van de personen die op de zitting zijn verschenen en voor een overzicht van wat op de zitting is besproken, verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Op 6 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Douane, gezamenlijk met ambtenaren van [de gemeente] en de politie, een controle ingesteld op het adres [adres] in [plaats] . In twee afgesloten loodsen is in totaal 16.000 liter blanke gasolie (diesel) aangetroffen opgeslagen in 16 IBC-containers van elk 1.000 liter. De loodsen zijn geen accijnsgoederenplaatsen als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns (verder: WA). De diesel, een accijnsgoed in de zin van de WA, is niet eerder in de accijnsheffing betrokken. Op de dag van de controle werden de loodsen door belanghebbende gehuurd en had belanghebbende als enige de sleutels van de loodsen.

2.2.

Belanghebbende is op 3 maart 2015 als verdachte gehoord en heeft onder meer het volgende verklaard: "Die loods heb ik ongeveer 3 à 4 jaren geleden gehuurd van [A] . Ik heb geen huurcontract. Ik betaal een bepaald bedrag per maand aan huur. (…) De toegangssleutel voor die loods heb ik altijd gehad en er lag ook een reservesleutel op een plankje onder het afdak bij [A] . De 2e sleutel voor de klapdeur van de linkse loods waar de 13 containers in stonden lag op het stopcontact in de rechterloods met roldeur. Dit waren allebei reservesleutels want ik had natuurlijk beide sleutels voor beide loodsen. Ik wist als enige waar de reservesleutels lagen. (…) De IBC containers met de diesel die in de loodsen stonden zijn niet van mij. Ik weet niet waar die vandaan komen. Ik heb de containers er niet ingezet ondanks dat ik de enige ben die de sleutels van de 2 toegangsdeuren van de loodsen heeft. Ik heb ook niemand opdracht gegeven om die diesel erin te zetten."

2.3.

De bevindingen van de controle en de verhoren zijn neergelegd in een proces-verbaal met nummer 2015-0142-00047. Een afschrift hiervan is door de inspecteur overgelegd.

2.4.

De inspecteur heeft op 29 juni 2015 het voornemen tot het opleggen van de naheffingsaanslagen aan belanghebbende gezonden. Hierbij is meegedeeld dat dit voornemen is gegrond op het feit dat in 16 zogenaamde IBC-containers met een totale inhoud van 16.000 liter minerale oliën (diesel) is aangetroffen in een door belanghebbende gehuurde loods. Op 1 december 2015 heeft de inspecteur een toelichting op de naheffingsaanslag aan belanghebbende gezonden. Hierbij is aanvullend medegedeeld dat belanghebbende desgevraagd geen bescheiden inzake de herkomst van de aangetroffen minerale oliën kon overleggen zoals is voorgeschreven in artikel 80 van de WA en artikel 34 van het Uitvoeringsbesluit accijns.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende accijnsgoederen voorhanden heeft gehad dan wel betrokken was bij het voorhanden hebben ervan als bedoeld in artikel 51, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de WA. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing