Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1502, AWB - 19 _ 437, 19_439 en 19_440
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1502, AWB - 19 _ 437, 19_439 en 19_440
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 maart 2020
- Datum publicatie
- 17 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:1502
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 437, 19_439 en 19_440
Inhoudsindicatie
Vanwege de maatregelen omtrent het corona-virus is deze uitspraak openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 19/437, 19/439 en 19/440
uitspraak van 30 maart 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant,
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2017 aan belanghebbende in één geschrift (hierna: het aanslagbiljet) de volgende aanslagen zuiveringsheffing bedrijfsruimten opgelegd:
Heffingsmaatstaf |
Omschrijving belastingobject |
Bedrag |
3.0 ve |
[adres 1] [plaats 2] |
€ 158,22 |
19.1 ve |
[adres 2] (kamerverhuur) [plaats 3] |
€ 1.007,33 |
3.0 ve |
[adres 3] [plaats 4] |
€ 158,22 |
3.0 ve |
[adres 4] [plaats 4] |
€ 158,22 |
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 januari 2019 de aanslag ter zake van [adres 2] te [plaats 3] met € 601,23 verminderd tot € 406,10 en de aanslagen ter zake van [adres 3] en [adres 4] gehandhaafd. Tevens is een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 127.
Belanghebbende heeft daartegen op 25 januari 2019 in één geschrift beroep ingesteld. Aan het beroep zijn de volgende zaaknummers toegekend:
- -
-
[adres 2] te [plaats 3] : BRE 19/437,
- -
-
[adres 3] te [plaats 4] : BRE 19/439,
- -
-
[adres 4] te [plaats 4] : BRE 19/440.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 47.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft voor de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2020 te Breda. Toen zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] .
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Belanghebbende is eigenaar van de in het aanslagbiljet genoemde objecten. De objecten worden aan derden verhuurd.
Namens belanghebbende is bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift staat in de aanhef: “betreft: bezwaar WOZ c.a. 2018”. Als bijlagen bij het bezwaarschrift zijn meegestuurd het aanslagbiljet en een e-mailbericht van belanghebbende aan de gemachtigde van 28 mei 2018 waarin het volgende staat:
“(…) [Straatnaam] is niet bij mij in gebruik, er is geen sprake van kamerverhuur. [plaats 3] is te hoog, er wonen slechts 8 mensen.”
Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase op de vraag van zijn gemachtigde of de appartementen aan de [Straatnaam] de beschikking hebben over een eigen toilet op 12 december 2018 geantwoord:
“Nee hebben ze niet. Het is kamerverhuur, boven zitten 4 kamers met 2 gezamenlijke toiletten. Toiletten zijn niet toegekend en moeten ze dus samen delen.”
In beroep heeft belanghebbende op 14 januari 2020 gemaild aan zijn gemachtigde:
“Ga je voor [Straatnaam] naar rechtbank? Zijn geen aparte objecten omdat het kamerverhuur is.”
3 Geschil
Tussen partijen is de hoogte van de aanslag ter zake van het object [adres 2] , zoals die na uitspraak op bezwaar is komen te luiden, niet (meer) in geschil.
In geschil is nu, naar de rechtbank begrijpt:
- -
-
of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd;
- -
-
of de toegekende kostenvergoeding in bezwaar op de juiste hoogte is vastgesteld;
- -
-
of belanghebbende recht heeft op vergoeding van immateriële schade.