Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1628, AWB - 18 _ 8438
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1628, AWB - 18 _ 8438
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 maart 2020
- Datum publicatie
- 27 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:1628
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:1224, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 8438
Inhoudsindicatie
Op dit moment is er geen samenvatting beschikbaar omdat deze uitspraak in beginsel niet geselecteerd was ter publicatie.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/8438
uitspraak van 30 maart 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
[A NV] ( [A] ) heeft op 25 januari 2018, 25 februari 2018, 25 maart 2018 en 25 april 2018 een bedrag van € 320,67 aan loonheffing ingehouden op aan belanghebbende in die maanden van [A] genoten ouderdomspensioen en heeft deze loonheffing afgedragen aan de Belastingdienst.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 3 december 2018 de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 6 december 2018, ontvangen bij de rechtbank op 18 december 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur] .
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, geboren op [datum] 1941, is sinds 1 januari 1965 onafgebroken woonachtig in België.
Belanghebbende heeft sinds 1 januari 1988 tot omstreeks 1995 als vennoot winst uit een Nederlandse onderneming genoten. Vanaf omstreeks 1995 heeft belanghebbende door middel van een besloten vennootschap een onderneming in Nederland gedreven en was hij in loondienst van zijn eigen BV.
Belanghebbende heeft sinds 1 januari 1988 ouderdomspensioen (het pensioen) opgebouwd bij [Stichting Pensioenfonds] . Dit pensioenfonds is in 2007 opgegaan in [A] . In 2018 heeft belanghebbende in totaal een bedrag van € 34.429 pensioen ontvangen van [A] .
Belanghebbende is in 2001 met vroegpensioen gegaan en in 2006 is hij met pensioen gegaan.
Belanghebbende heeft zich vanaf 1988 tot en met 2001 bij het doen van aangiften IB/PVV laten bijstaan door KPMG Nederland. Hij heeft in die jaren als buitenlands belastingplichtige aangifte gedaan.
Belanghebbende heeft op 30 september 2016 een verzoek om vrijstelling van inhouding van loonheffingen op het pensioen ingediend bij de inspecteur. Bij brief van 26 oktober 2016 heeft de inspecteur verklaard dat hij aan dit verzoek tegemoet komt. Volgens deze brief eindigt de geldigheid van deze verklaring in ieder geval uiterlijk 31 augustus 2026. Verder is meegedeeld dat eventuele wets- en verdragswijzigingen en/of wijzigingen van feiten en omstandigheden gevolgen kunnen hebben voor deze verklaring.
Belanghebbende heeft vanaf 2001 steeds een verzoek als bedoeld bij 2.6 ingediend, waaraan de inspecteur elke keer is tegemoetgekomen.
Bij brief van 19 december 2017 heeft de inspecteur zijn bij 2.6 bedoelde verklaring met ingang van 1 januari 2018 ingetrokken. Daarvoor heeft hij de volgende redenen aangegeven:
“U ontvangt een pensioen en/of lijfrente-uitkering van meer dan € 25.000 in totaal op jaarbasis. De vrijstelling in Nederland is afhankelijk van de wijze waarop België belasting heft. Van lijfrenten was reeds bekend dat België deze inkomsten niet conform de voorwaarden in het belastingverdrag in de heffing betrekt. Op grond van de Belgische jurisprudentie geldt dat nu ook voor een uit Nederland afkomstig pensioen. U ontvangt om deze reden niet langer de vrijstelling inhouding loonheffing omdat uw pensioen en/of lijfrenteuitkering meer dan € 25.000 bedraagt.
Voor meer informatie verwijs ik naar een brief die u zult ontvangen met dagtekening 21 december 2017.”
[A] heeft vanaf 1 januari 2018 op de 25e dag van de maand loonheffing ingehouden op het door belanghebbende genoten pensioen.
Belanghebbende heeft bij brief van 30 april 2018, ontvangen door de inspecteur op 4 mei 2018, bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonheffing door [A] sinds 1 januari 2018.
De inspecteur heeft het bij 2.10 bedoelde bezwaar afgewezen, omdat belanghebbende geen stukken heeft kunnen overleggen waaruit blijkt dat de door hem betaalde pensioenpremies niet in aftrek zijn gebracht op zijn bruto loon.
Het pensioen is in 2018 in België niet belast tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet zelfstandige arbeid.
In een pensioenreglement van de [Stichting Pensioenfonds] is het volgende opgenomen:
“ Deelnemer is degene van 25 jaar of ouder, dan wel degene die op 31 december 2005 deelnemer is en nog niet de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt, die:
a. als personeelslid of als directeur-aandeelhouder is verbonden met de vennootschap en in die hoedanigheid werkzaam is bij één van de in Nederland gevestigde kantoren, tenzij de vennootschap met hem of haar schriftelijk is overeengekomen dat niet aan de pensioenregeling wordt deelgenomen en dat betrokkende noch zijn/haar nabestaanden enige aanspraak jegens het fonds kunnen hebben;
b. directeur of werknemer is van een gelieerde onderneming, werkzaam op één van de in Nederland gevestigde kantoren, mits degene door de vennootschap is aangewezen als deelnemer;
c. als personeelslid of als directeur-aandeelhouder is verbonden met de vennootschap of een gelieerde onderneming en in die hoedanigheid op tijdelijke basis werkzaam is buiten Nederland.”
Deze voorwaarden golden ook ten aanzien van het pensioen.
De inspecteur heeft bij de aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV voor het jaar 2001 een belastbaar loon uit dienstbetrekking in aanmerking genomen van € 43.264.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of ten aanzien van het pensioen artikel 18, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (het Verdrag) van toepassing is.