Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-04-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1664, BRE - 18 _ 1000
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-04-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1664, BRE - 18 _ 1000
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 april 2020
- Datum publicatie
- 19 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:1664
- Zaaknummer
- BRE - 18 _ 1000
Inhoudsindicatie
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. Met de overgelegde agenda van het jaar 2012 maakt belanghebbende niet aannemelijk dat hij voldoet aan het urencriterium. Die agenda bevat uitsluitend hele gewerkte uren, en een specificatie van de werkzaamheden ontbreekt. Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende geen bewijsmiddelen overgelegd. Ook belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel wordt door de rechtbank verworpen.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/1000 en 18/1001
uitspraak van 24 april 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 12 januari 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2012 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 72.742 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 44.621 en de daarin besloten liggende beschikking niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek van nihil.
De uitspraak van de inspecteur van 10 januari 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2013 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.627 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.561 en de daarin besloten liggende beschikking niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek van nihil.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2019 te [plaats 1] . Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor] te [plaats 1] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende is in loondienst bij [A] voor 32 uur per week. Hij vervult zowel de functie van Global Branding Manager als de functie van Vendor Manager. Deze functies behelzen het voorbereiden, implementeren en bewaken van het beleid ten aanzien van het merk [A] . Het belastbare loon van belanghebbende voor deze werkzaamheden bedraagt € 101.247 (2012) respectievelijk € 92.212 (2013).
Belanghebbende drijft een eenmanszaak met de naam [de eenmanszaak] . De eenmanszaak is vanaf 1 februari 2010 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met de omschrijving “exploitatie van een atelier en een galerie”. Het officiële vestigingsadres van de eenmanszaak is [adres 1] te [plaats 1] . Het maken van de kunstwerken, moderne schilderijen en gouaches, vindt plaats in een atelierruimte bij het huis van belanghebbende in [plaats 2] . Verder wordt met ingang van 2012 een atelierruimte gehuurd op de zolderverdieping van [adres 2] te [plaats 1] . Op dit adres woont de moeder van belanghebbende.
Op de benedenverdieping van het pand [adres 1] bevindt zich een vergaderruimte en op de bovenverdiepingen (eerste en tweede etage) een short stay appartement. Het appartement is vanaf 2009 door belanghebbende gerealiseerd en bestemd voor privé-verhuur. De vergaderruimte is eind 2012 gerealiseerd. De kunstwerken van belanghebbende hangen aan de muur van de vergaderruimte. De vergaderruimte doet daarmee mede dienst als galerie.
De vergaderruimte is niet op vaste tijden geopend voor publiek in het
kader van het tentoonstellen en het te koop aanbieden van de kunstwerken van
belanghebbende. Als de vergaderruimte niet wordt verhuurd, vinden rondleidingen uitsluitend op afspraak plaats. Tijdens evenementen is de vergaderruimte eveneens open voor publiek.
Belanghebbende geeft in zijn digitale agenda de uren aan die hij werkt voor zijn onderneming. De agenda voor het jaar 2012 is door belanghebbende in geprinte vorm overgelegd. De agenda voor het jaar 2013 is niet overgelegd. In de agenda vermeldt belanghebbende niet de aard van de door hem verrichte werkzaamheden of afspraken, maar wordt uitsluitend een bepaald aantal blokken van een uur gemarkeerd waarbij enkel als omschrijving een onderscheid wordt gemaakt naar de locatie ( [plaats 1] of [plaats 2] ). In de agenda voor het jaar 2012 zijn totaal 1.268 uren gemarkeerd, onderverdeeld naar 363 uren betreffende [plaats 2] en 905 uren betreffende [plaats 1] . In de agenda heeft belanghebbende in 2012 gedurende 1 week in februari, vier weken in juli en 1 week in december op een uur na, geen uren gemarkeerd in verband met werkzaamheden verricht in het kader van zijn onderneming.
In zijn brief van 13 april 2015 geeft belanghebbende aan dat in het jaar 2012 tenminste 75% van de uren zijn besteed aan de hoofdactiviteit van de onderneming, zijnde het voorbereiden en vervaardigen van kunstwerken in het eigen atelier en de exploitatie van een galerie. Over de resterende 25% van de uren is vermeld dat deze zijn besteed aan de bouwbegeleiding inzake de realisatie van het atelier/de galerie, de website van de onderneming, het ontwikkelen van bedrijfsreclame, het onderhouden van contacten, het opdoen van inspiratie, het ontvangen van klanten, het verzorgen van rondleidingen, het schoonmaken en onderhouden van het atelier en het verzorgen van de administratie.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 aangifte gedaan naar – voor zover van belang – een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.499. Hierbij is een belastbare winst uit onderneming van -/- € 14.243 in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft in zijn aangifte tevens aangegeven te voldoen aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur de belastbare winst uit onderneming in zijn geheel gecorrigeerd en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 72.742. Daarbij heeft de inspecteur tevens de in de aangifte opgenomen zelfstandigenaftrek, die in het onderhavige jaar weliswaar niet geëffectueerd kan worden, gecorrigeerd en, naar de rechtbank met partijen verstaat, een beschikking niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek genomen van nihil. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld conform de ingediende aangifte. De beschikking niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek heeft de inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2013 aangifte gedaan naar – voor zover van belang – een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.120. Hierbij is een belastbare winst uit onderneming van -/- € 9.507 in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft in zijn aangifte tevens aangegeven te voldoen aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur de belastbare winst uit onderneming in zijn geheel gecorrigeerd en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 84.627. Daarbij heeft de inspecteur tevens de in de aangifte opgenomen zelfstandigenaftrek, die in het onderhavige jaar weliswaar niet geëffectueerd kan worden, gecorrigeerd en, naar de rechtbank met partijen verstaat, een beschikking niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek genomen van nihil. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld conform de ingediende aangifte. De beschikking niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek heeft de inspecteur gehandhaafd.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende heeft voldaan aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek. Voor het geval niet aan die voorwaarden is voldaan is in geschil of door de inspecteur bij belanghebbende het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat hij met de door hem gevoerde agenda wel aan de voorwaarden heeft voldaan.
In artikel 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001 is bepaald dat de zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Het geschil spitst zich in deze zaak toe op de vraag of belanghebbende heeft voldaan aan het urencriterium. Dat wil zeggen dat belanghebbende gedurende elk van de onderhavige kalenderjaren ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed. De bewijslast hiervan rust op belanghebbende.
Ter onderbouwing van de stelling dat in 2012 is voldaan aan het urencriterium verwijst belanghebbende naar de door hem overgelegde agenda. Die agenda is naar het oordeel van de rechtbank daarvoor onvoldoende bewijs. De urenregistratie bevat in totaal 1.268 gemarkeerde uren. In het overzicht van het aantal gemarkeerde uren per dag staan uitsluitend hele uren vermeld. De gemarkeerde uren zijn ingevuld in de avonduren, de vrije dag van belanghebbende en in de weekenduren. De rechtbank acht niet aannemelijk gemaakt dat de rest-uren in de avonden telkens nagenoeg volledig zijn besteed aan werkzaamheden in het kader van de onderneming. Verder ontbreekt bij de urenregistratie een specificatie van de werkzaamheden die zijn verricht. Daarmee maakt belanghebbende niet aannemelijk dat de door hem gemarkeerde uren daadwerkelijk zijn besteed aan werkzaamheden in het kader van de onderneming (die in aanmerking kunnen worden genomen bij het urencriterium). Gelet op het voorgaande is belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast.
Een agenda die ziet op het jaar 2013, of enig ander bewijs, is door belanghebbende niet overgelegd zodat hij voor dat jaar tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur helemaal niet in de op hem rustende bewijslast slaagt.
Belanghebbende stelt dat bij hem het in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat de door hem bijgehouden urenregistratie van voldoende gewicht is om te kunnen dienen als onderbouwing voor de vraag of is voldaan aan het urencriterium. In 2012 heeft namelijk een bedrijfsbezoek plaatsgevonden door twee inspecteurs in het kader van de afhandeling van het bezwaarschrift tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2009. Het bedrijfsbezoek zag op de vermogensetikettering van het pand [adres 1] in [plaats 1] . Belanghebbende stelt dat tijdens dat bedrijfsbezoek ook de urenregistratie over het jaar 2009 is overgelegd. De urenregistratie over 2009 is qua vorm en mate van specificatie gelijkluidend aan de overgelegde urenregistratie voor het jaar 2012. De enige afwijking is dat in de urenregistratie over 2009 niet stond vermeld welke locatie het betrof, omdat er destijds maar van één locatie sprake was. De inspecteur is akkoord gegaan met die urenregistratie en is voor dat jaar, en de daarop volgende jaren, ervan uitgegaan dat belanghebbende heeft voldaan aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek, aldus belanghebbende.
De inspecteur betwist dat de urenregistratie over 2009 aan de orde is geweest tijdens het bedrijfsbezoek en ook dat er afspraken zijn gemaakt over de vorm en mate van specificatie van de urenregistratie. De inspecteur heeft de collega’s bevraagd die destijds het bedrijfsbezoek hebben afgelegd. Die collega’s ontkennen dat de urenregistratie over 2009 aan de orde is geweest en ook dat daarover afspraken zijn gemaakt. Ook zijn er geen schriftelijke stukken die vermelden dat de urenregistratie over 2009 aan de orde is geweest of die een vastlegging van gemaakte afspraken bevatten.
Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel wordt door de rechtbank verworpen. Belanghebbende maakt, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, geen feiten en omstandigheden aannemelijk die leiden tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2020 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. Bohnen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De rechter,
(was getekend C.A.F.M. Stassen)
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.