Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-01-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:263, BRE-18_2374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-01-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:263, BRE-18_2374

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
23 januari 2020
Datum publicatie
4 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:263
Zaaknummer
BRE-18_2374
Relevante informatie
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-01-2024] art. 37, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67c

Inhoudsindicatie

art. 37 Wet MRB, art. 67c AWR

Aan belanghebbende is terecht een naheffingsaanslag MRB opgelegd in verband met het niet voldoen aan de inrichtingseisen. De opgelegde verzuimboete wordt gematigd.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 18/2374

uitspraak van 23 januari 2020

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 16 maart 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer] ) alsmede de gelijktijdig bij beschikking opgelegde verzuimboete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur, [naam] .

1 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de boetebeschikking;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikking;

- vermindert de boete tot € 750;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende is vanaf 24 augustus 2015 houder van een auto van het merk en type Fiat Multipla Van met kenteken [kenteken] (de auto). De door belanghebbende betaalde motorrijtuigenbelasting is voldaan naar het tarief geldend voor bestelauto’s op grond van artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).

2.2.

Tijdens een controle op 11 juli 2017 heeft een toezichtmedewerker van de Belastingdienst geconstateerd dat de linkerzijde van de laadruimte van de auto voorzien was van een ruit. De inspecteur heeft vervolgens aan belanghebbende de hiervoor genoemde naheffingsaanslag opgelegd. Daarbij is het verschil tussen het bestelautotarief en het personenautotarief nageheven berekend naar € 1.066. Tegelijkertijd is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 1.066.

2.3.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 maart 2018 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. In geschil is of deze naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.

Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?

2.4.

Voor de heffing van motorrijtuigenbelasting geldt dat voor een bestelauto een lager belastingtarief verschuldigd is dan voor een personenauto. In artikel 3, lid 1 van de Wet MRB staan de voorwaarden beschreven wanneer een auto als bestelauto wordt aangemerkt (de inrichtingseisen). Eén van deze voorwaarden is dat het voertuig geen zijruit aan de linkerkant van de laadruimte mag hebben. Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat zijn auto een ruit aan de linkerkant van de laadruimte had ten tijde van de controle door de inspecteur, en dat dus niet aan de inrichtingseisen voor bestelauto’s wordt voldaan. Dit blijkt ook uit de foto’s van de auto die de inspecteur heeft overgelegd. Om die reden had belanghebbende dan ook geen recht op toepassing van het verlaagde tarief voor bestelauto’s. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd. De argumenten van belanghebbende dat hij niet op de hoogte was van de inrichtingseisen, dat er geen aanleiding was om aanvullende aangifte te doen en de auto alleen zakelijk werd gebruikt, maken dat niet anders. Op basis van de Wet MRB zijn uitsluitend de objectieve kenmerken van het voertuig relevant om als bestelauto te worden aangemerkt waarvoor het bestelautotarief geldt.

Is de boete te hoog?

2.5.

De inspecteur heeft terecht een verzuimboete opgelegd aan belanghebbende op grond van artikel 37 van de Wet MRB alsmede artikel 67c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR) en heeft daarbij het op basis van de wet maximale percentage van 100% gehanteerd. Hoewel belanghebbende het standpunt inneemt dat de boete niet opgelegd zou mogen worden met een beroep op afwezigheid van alle schuld, gaat de rechtbank niet mee in dat betoog. Doordat hij zelf geen onderzoek heeft gedaan naar de geldende inrichtingseisen, kan geen sprake zijn van afwezigheid van alle schuld. Dat belanghebbende naar eigen zeggen is afgegaan op de verklaring van de garagehouder die de auto verkocht heeft, ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. De rechtbank oordeelt dan ook dat niet aannemelijk is dat belanghebbende al hetgeen gedaan heeft wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden. De boete mocht dus worden opgelegd.

2.6.

In zijn algemeenheid is bij een beboetbaar fiscaal verzuim het opleggen van een hoge boete gerechtvaardigd zodat belastingplichtigen voldoende worden geprikkeld om hun fiscale verplichtingen na te komen. Vervolgens is de vraag of in een individueel geval de opgelegde boete passend en geboden is. Daarbij moeten de omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. De rechtbank neemt in aanmerking dat belanghebbende geloofwaardig heeft verklaard dat hij is afgegaan op de informatie van de garagehouder dat sprake was van een auto die voldeed aan de voorwaarden voor het bestelautotarief en hij verder geen actieve handeling heeft verricht om het verlaagde tarief te ontvangen. Daarnaast heeft belanghebbende direct na de controle de ruit aan de linkerzijde laten vervangen voor een metalen plaat, zodat de auto voldoet aan de inrichtingseisen. Dit is bij een nader onderzoek, voorafgaand aan de toezending van de vooraankondiging van de naheffingsaanslag en de boete, ook door de inspecteur geconstateerd. Deze omstandigheden zijn aanleiding voor een matiging van de boete, gelet op de functie daarvan om te zorgen dat aan de fiscale verplichtingen wordt voldaan. Daartegenover staat dat belanghebbende een administratiekantoor heeft en uit dien hoofde bekend is met fiscale wet- en regelgeving, waardoor de nodige zorgvuldigheid van hem verlangd had mogen worden bij het naleven van daarvan. Al met al is de rechtbank van oordeel dat een boete van € 750 passend en geboden is.

2.7.

Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.8.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel wordt de inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.