Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:341, 18/6431T

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:341, 18/6431T

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 januari 2020
Datum publicatie
29 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:341
Zaaknummer
18/6431T

Inhoudsindicatie

Weigeringsbeslissing

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers: zie bijlage

tussenuitspraak van 28 januari 2020

Beslissing op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van

[de gemachtigde] althans [B BV] (hierna: [de gemachtigde] )

in de gedingen die bij de rechtbank aanhangig zijn in de zaken met de in de bijlage vermelde zaaknummers.

1 Motivering

1.1.

In de in de bijlage genoemde zaken zijn partijen uitgenodigd voor een zitting op 5 februari 2020. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van de belanghebbenden in die zaken, [de gemachtigde] , pleitnota’s toegestuurd in een groot deel van die zaken.

1.2.

Naar aanleiding van de inhoud van die pleitnota’s heeft de rechtbank besloten [de gemachtigde] (hierna: ook de gemachtigde) als, kort gezegd, gemachtigde te weigeren met toepassing van artikel 8:25 van de Awb in al die zaken. De rechtbank legt hierna uit waarom. Daarna zal de rechtbank uitleg geven over het vervolg van het proces.

Waarom weigering?

1.3.

De beslissing tot weigering in elk van de zaken moet worden begrepen tegen de volgende achtergrond.

i) De gemachtigde procedeert al lange tijd voor (onder meer) deze rechtbank. De toonzetting in zijn brieven kon ‘scherp’ zijn. In voorkomende gevallen was het taalgebruik echter zodanig dat (delen van) ingediende processtukken buiten beschouwing zijn gelaten. Ook is de gemachtigde in verband met zijn taalgebruik eerder gewaarschuwd door Gerechtshof ’s-Hertogenbosch met verwijzing naar de mogelijkheid tot weigering op grond van artikel 8:25 van de Awb.1

ii) Sinds enige tijd wordt het taalgebruik op papier, meer dan incidenteel, steeds grover. Er is sprake van aantijgingen zowel richting de wetgever, Belastingdienst en, soms, bij met naam genoemde belastingambtenaren, als richting rechterlijke colleges en, soms, bij naam genoemde rechters. De gemachtigde schuwt daarbij het gebruik van scheldwoorden en andere beledigende teksten niet. De president van deze rechtbank heeft in september 2019 een gesprek met de gemachtigde gevoerd over zijn (schriftelijk) taalgebruik. Ook met de president van rechtbank Gelderland hebben (kennelijk) gesprekken plaatsgevonden.2

iii) Bij andere rechterlijke instanties heeft de gemachtigde zich (kennelijk) ook in toenemende mate op vergelijkbare wijze uitgelaten. Een en ander heeft geleid tot uitspraken met (laatste) waarschuwingen aan de gemachtigde3 en tot beslissingen tot weigering als gemachtigde.4

iv) In voorkomende gevallen is er soms na een waarschuwing of gesprek enige tijd een verbetering waar te nemen wat betreft toonzetting en taalgebruik in de schriftelijke stukken. Die verbetering is niet structureel gebleken.5

1.4.

De pleitnota’s voor de zittingsdag 5 februari 2020 bevatten wederom (zware) aantijgingen en beledigingen richting overheidsinstanties en individuele personen. Die aantijgingen richting de rechterlijke macht, in het bijzonder wat betreft de onpartijdigheid, en de aantijgingen richting (ambtenaren van) de Belastingdienst, in het bijzonder wat betreft de integriteit, raken bovendien de democratische rechtsstaat. In eerdere uitspraken van andere rechterlijke instanties is al volop geciteerd uit stukken van gemachtigde. Taalgebruik en toonzetting in de onderhavige pleitnota’s wijken daar niet wezenlijk van af. De rechtbank volstaat hier daarom met enige citaten uit de pleitnota’s in deze zaken ter illustratie:

“De Hoge Raad is een ongegeneerde hoerenkast met raadsheren die zich als een stelletje ongelikte hoerenkinderen gedragen (…) Vast staat op basis van objectieve criteria (…) de Hoge Raad door mij kan worden gekwalificeerd als een enorme hoerenkast is die de rechten van burgers op grote schaal — willens en wetens — verneukt en vernacheld.”

“Ik merk op dat uw rechtbank kennelijk onbevoegd is uitlegging te geven over bepalingen van het Unierecht (Pauwels doet dat structureel, heeft hij bij de hoerenkinderen van de Hoge Raad geleerd, (…), Pauwels is aantoonbaar op grond van objectieve criteria, (…), kennelijk partijdig, maar wraken heeft geen zin, zijn vrinden verklaren het toch wel ongegrond, 6 boeventuig, gajesclub, hoerentent in Breda, leuk voor het oog van het kerkvolk, feitelijk zijn het allemaal criminelen die het motto hanteren, wiens brood men eet, wiens woord men spreekt, tuig van de richel).”

“De Hoge Raad faciliteert al bijna 5 jaar de wetgever in deze kwestie, nog los van de vele andere kwesties waarin de Hoge Raad de wetgever en de heffende autoriteit faciliteert!!

Hoezo kutland?? Superkutland is het! Narcostaat!!”

“Pauwels kan op basis van objectieve criteria — kennelijk, niet voor enige mogelijke twijfel vatbaar – geduid worden als intens partijdig. Wraken heeft geen zin, zoals reeds door mij gesteld, mede omdat ook genoegzaam gebleken, andere rechters bij rechtbank Breda (W.P.A. van Roy, Stassen, de Werd, Dondorp-Loopstra) op gelijke wijze ‘het recht bedrijven’.”

1.5.

De rechtbank is van oordeel dat het taalgebruik van de gemachtigde zodanig is dat het de goede procesorde ernstig verstoort, ook – maar niet alleen – gelet op de impact voor de wederpartij. Bovendien kan het gedrag van de gemachtigde ertoe leiden dat een belanghebbende die hij vertegenwoordigt, benadeeld wordt door zijn taalgebruik, zoals eerder uiteengezet door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.7

1.6.

Gelet op een en ander, in onderlinge samenhang bezien, bestaan er ernstige bezwaren tegen [de gemachtigde] als bedoeld in artikel 8:25, eerste lid, van de Awb. Bij deze beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op (het belang van) de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. In de context zoals hier (professionele gemachtigde; rechterlijke procedure) vindt die vrijheid (noodzakelijke en proportionele) begrenzingen waar – zoals hier – de uitlatingen zodanig zijn dat ze leiden tot ernstige bezwaren in de zin van artikel 8:25 van de Awb. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het recht op een eerlijk proces zoals onder meer is gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 EVRM. De onderhavige weigering is daarmee niet in strijd. De overwegingen van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden8 dienaangaande gelden overeenkomstig voor dit geval.

1.7.

De rechtbank zal dus in elk van de 1.1 vermelde zaken bijstand of vertegenwoordiging door [de gemachtigde] weigeren.

Reikwijdte weigering

1.8.

De weigering ziet niet alleen op [de gemachtigde] zelf maar ook op vennootschappen waarvan [de gemachtigde] (indirect) aandeelhouder is zoals [B BV] .

1.9.

De weigering geldt voor alle zaken die in de bijlage zijn genoemd. De weigering geldt dus niet alleen voor de zaken waarin een pleitnota is ingediend maar ook voor de andere zaken. [de gemachtigde] is eerder afdoende gewaarschuwd dat zijn gedrag meer in het algemeen gevolgen kan hebben.

Gevolgen en verder procesverloop

1.10.

De rechtbank zal de griffier opdragen deze beslissing te sturen naar de in elke zaak betrokken partijen alsmede aan [de gemachtigde] , teneinde hen in kennis te stellen van de weigeringsbeslissing.

1.11.

Ieder van de belanghebbenden zal in de gelegenheid worden gesteld om, desgewenst, binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Voor elk van de zaken betekent dit dat de mondelinge behandeling op zitting van 5 februari 2020 geen doorgang zal vinden.

1.12.

In de zaken waarin een pleitnota is ingediend, zal de desbetreffende pleitnota – gelet op het taalgebruik – bij de verdere inhoudelijke behandeling van de zaak volledig buiten beschouwing blijven. De pleitnota blijft wel tot het procesdossier behoren.9

1.13.

Verder zullen in elk van de dossiers ook geanonimiseerde versies van de pleitnota’s worden gevoegd die zijn ingediend door [de gemachtigde] in de andere zaken voor de zitting op 5 februari 2020. Aan de weigeringsbeslissing liggen immers (mede) al deze pleitnota’s ten grondslag.

2 Beslissing

De rechtbank:

-

weigert bijstand of vertegenwoordiging door [de gemachtigde] en vennootschappen als bedoeld in 1.8 in de zaken die zijn vermeld in de bijlage;

-

stelt ieder van de belanghebbenden in de gelegenheid om, desgewenst, binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen voor de verdere procedure.

Deze tussenuitspraak is op 28 januari 2020 gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze bij tussenuitspraak genomen beslissing staat geen rechtsmiddel open. Tegen deze beslissing kan slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het rechtsmiddel tegen de einduitspraak in deze zaak.10

BIJLAGE ZAAKNUMMERS

BRE 18/6431

BRE 18/3246

BRE 18/3243

BRE 18/4953

BRE 18/3245

BRE 18/3244

BRE 19/331

BRE 18/7173

BRE 19/143 tot en met BRE 19/150

BRE 19/83 tot en met BRE 19/86

BRE 19/87

BRE 18/6902