Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-10-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5162, 02-993001-16
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-10-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5162, 02-993001-16
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2020
- Datum publicatie
- 5 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:5162
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:1943, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 02-993001-16
Inhoudsindicatie
veroordeling voor accijnsfraude tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/993001-16
vonnis van de meervoudige kamer van 16 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag verdachte] 1964 te [Geboorteplaats verdachte]
wonende te [Adres verdachte]
raadsman mr. Regter, advocaat te Heerlen
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 augustus 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Huisman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter zitting is gesloten op 16 oktober 2020.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
feit 1:
verdachte met een ander accijnsgoederen (betreffende alcoholhoudende dranken) voorhanden heeft gehad die niet in de accijnsheffing zijn betrokken;
feit 2:
verdachte met een ander geen aangifte voor accijns heeft gedaan, althans daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 3:
verdachte met een ander in strijd met de waarheid accijnsgoederen heeft afgemeld in het douanesysteem EMCS en (vervoers)documenten heeft vervalst, althans daaraan feitelijk leiding heeft gegeven (betreffende alcoholhoudende dranken).
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.